EN1-44-PREX

opdracht 1: kies de goede zin
u ziet 6 plaatjes. 
Ze beschrijven de dag van Bob. Bob werkt op een callcenter, maar is niet zo blij met zijn baan. 
ook staan er zinnen. welke zin hoort bij welk plaatje? 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

opdracht 1: kies de goede zin
u ziet 6 plaatjes. 
Ze beschrijven de dag van Bob. Bob werkt op een callcenter, maar is niet zo blij met zijn baan. 
ook staan er zinnen. welke zin hoort bij welk plaatje? 

Slide 1 - Slide

Bob answers the phone.
Bob locks his door.
Bob gives his boss a cup of coffee. 
Bob pays for his food. 
Bob wakes up at 6 o'clock every morning.
Bob cycles to work in the rain. 

Slide 2 - Drag question

opdracht 2: lees de borden en beantwoord de vragen. 

U ziet 12 waarschuwingsborden die u overal in Engeland zou kunnen tegenkomen. De antwoorden op de vragen vindt u in de teksten op de borden. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

welk bord kun je vinden:
in a forest?

Slide 5 - Open question

welk bord kun je vinden:
in a busy street?

Slide 6 - Open question

welk bord kun je vinden:
at a campsite?

Slide 7 - Open question

welk bord kun je vinden:
outside a farm?

Slide 8 - Open question

welk bord kun je vinden:
up a mountain?

Slide 9 - Open question

bord nummer 3 betekent:
A
De vissers moeten op het voetpad blijven.
B
De wandelaars moeten op het voetpad blijven.

Slide 10 - Quiz

bord nummer 5 betekent:
A
U mag hier 20 minuten staan om een treinreiziger op te halen of uit te zwaaien.
B
U mag hier 20 minuten staan als u met de trein reist.

Slide 11 - Quiz

bord nummer 12 betekent:
A
U mag hier lopen met uw hond, maar u moet het hek sluiten.
B
U mag hier lopen, uw hond niet en u moet het hek sluiten.

Slide 12 - Quiz

opdracht 3: schrijven
Alice gaat solliciteren. Ze wil graag parttime werken bij een groot warenhuis. Het warenhuis zoekt personeel voor verschillende afdelingen: Kleding, levensmiddelen, elektronica, sport en speelgoed. 
Alice gaat een nieuwe broek kopen voor het sollicitatiegesprek. 

Slide 13 - Slide

A
In elke zin staan de woorden door elkaar. Maak weer goed zinnen en schrijf deze eronder. Begin met het woord met de hoofdletter. 

Slide 14 - Slide

sales person: help How I may you?

Slide 15 - Open question

Alice: I trousers for nice am looking.

Slide 16 - Open question

sales person: are What you size for looking?

Slide 17 - Open question

alice: Size think, I 12.

Slide 18 - Open question

Sales person: this about pair How?

Slide 19 - Open question

Alice: fantastic That looks!

Slide 20 - Open question

B
Alice kan niet naar het sollicitatiegesprek, ze is ziek. 
U hebt ook bij het warenhuis gesolliciteerd en ook u bent uitgenodigd voor een gesprek. Hieronder ziet u een aantal vragen die u gesteld worden in het gesprek. geef antwoord met uw eigen gegeven. 
Geef antwoord in korte Engelse zinnen 

Slide 21 - Slide

What's your name?

Slide 22 - Open question

In what city do you live?

Slide 23 - Open question

Are you married?

Slide 24 - Open question

Do you have children? If so, how many?

Slide 25 - Open question

On which days would you like to work?

Slide 26 - Open question

We have jobs in five departments: clothes, food, electronics, sport and toys. In which department would you like to work.

Slide 27 - Open question

when can you start?

Slide 28 - Open question

opdracht 4: kies het juiste woord
in elke zin staat een gat in de zin. welk woord hoort daar.

Slide 29 - Slide

Excuse me, where _____ the bus station
A
is
B
are

Slide 30 - Quiz

You can ____ the film over there
A
see
B
sea

Slide 31 - Quiz

When is the _____ bus to Oxford?
A
next
B
new

Slide 32 - Quiz

it is at three _____
A
o'clock
B
hour

Slide 33 - Quiz

Thank you very ____
A
many
B
much

Slide 34 - Quiz

shall _____ go with you?
A
I
B
me

Slide 35 - Quiz

No, thank you, I _____ find it.
A
am
B
can

Slide 36 - Quiz

This is _____ bus.
A
we
B
our

Slide 37 - Quiz