Present simple
The present simple is used for facts and habits.
Fact = ________
Habit = ________
In het Nederlands: de tegenwoordige tijd
Je maakt de present simple door:
1. wat is het onderwerp?
2a. I, you, we, they = werkwoord
2b. SHIT = werkwoord + s
1. "I work in the evening."
2. Bobo the gorilla eats bananas.