Entree les 7 product en kwaliteit

Les 7
Thema: product en kwaliteit

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 7
Thema: product en kwaliteit

Slide 1 - Slide

Programma
Inleiding

Woordenschat

Nederlands


Terugblik Feedme

Woorden nieuw thema

Kaartje schrijven


Slide 2 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les:
- weet je welke woorden je kent van thema 3;
- weet je welke woorden je nog niet kent van thema 3;
- weet je hoe je een kaartje schrijft;

Slide 3 - Slide

Terugblik

Slide 4 - Slide

Woorden thema 3
Beschrijven wat hygiëne inhoudt. 

Woorden herkennen die met hygiëne te maken hebben. 

Slide 5 - Slide

Welke woorden passen
er bij 'product en kwaliteit'?

Slide 6 - Mind map

Woordenschat
Welke woorden kun je uitleggen aan een ander en welke niet? 

Zet een kruisje in de juiste kolom en lever het formulier bij mij in. 

Slide 7 - Slide

Nederlands
Schrijven

Kaartje schrijven naar iemand 

Slide 8 - Slide

Waar denk je aan
bij het woord 'schrijven'?

Slide 9 - Mind map

Planning examens schrijven

Slide 10 - Slide

Heb jij wel eens een kaartje geschreven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Wat schrijf je op een kaartje als iemand jarig is?

Slide 12 - Open question

Kaartje schrijven
Je kunt een kaartje schrijven als iemand jarig is, als er iemand is overleden, als iemand een nieuwe baan heeft of als je op vakantie bent en dat wilt laten weten.  

Maar hoe doe je dat?

Slide 13 - Slide

1. Aanhef
Je begint je kaartje met een aanhef. 
De aanhef bij een kaartje is informeel. 
Dit betekent dat het taal tussen vrienden en bekenden is. 

Zoals:
'Hoi' of 'Beste' bij vrienden en bekenden
'Lieve' of 'Liefste' bij familie en hele goede vrienden

Slide 14 - Slide

2. Middenstuk / kern
In het middenstuk vertel je waarom je de kaart schrijft. 

Bijvoorbeeld: 

Vakantiekaart > waar je bent, wat het weer is en wat je doet op een dag. 
Felicitatie >  feliciteer met de verjaardag, een nieuwe baan of de geboorte van een baby


Slide 15 - Slide

3. Afsluiting
Sluit informeel af, bijvoorbeeld met 'groetjes' of 'liefs' en daarna je naam. 

Slide 16 - Slide

4. Adres
Het adres schrijf je aan de rechterkant van het kaartje. 

Rechts bovenin komt een postzegel. 
Daaronder zet je het adres. 

Naam ontvanger
Straat en huisnummer
Postcode en woonplaats
Land (als je het kaartje  naar een ander land stuurt)

Slide 17 - Slide

Voorbeeld kaartje

Slide 18 - Slide

Opdracht
Schrijf een kaartje naar een vriend/vriendin, waarin je hem/haar uitnodigt om een dagje uit te gaan. 

In je kaartje zet je de volgende dingen:

- De begroeting;
- Vertel dat je hem/haar een dagje mee wilt nemen;
- Vertel waar jullie heen gaan;
- Zeg dat jullie nog afspreken hoe laat jullie gaan;
- Sluit af met je naam;
- Schrijf het adres op. 

Slide 19 - Slide

Afsluiting

Slide 20 - Slide

Terugblik
- woordenschat product en kwaliteit

Slide 21 - Slide

Periode 3
22 maart 2023
Examen schrijven taaltaak 1

29 maart 2023
Examen schrijven taaltaak 3 (oud cohort)
Examen schrijven taaltaak 2 (nieuw cohort)

12 april 2023
Examen schrijven taaltaak 2 (oud cohort)



Slide 22 - Slide