Modals

Welcome 
Good Morning
Thursday 26th September 2024
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welcome 
Good Morning
Thursday 26th September 2024

Slide 1 - Slide

 Today's Agenda
Lesson Goals
BBC Newsround
Modals Practice
Holmwoods
25 minutes my part for this lesson
    25 minutes your part for Holmwoods
You have to do %15 procent Holmwoods today.


Slide 2 - Slide

Lesson Goals
By the end of today's lesson, you will be able to...

-Use modals in a sentence

Slide 3 - Slide

Homework Check
I am going to check your percentages in Holmwoods.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Seeing is believing
Annika
Sierra
Brianna
and the director

Slide 6 - Slide

 Sierra, can you tell me what you want to be when you grow up?

Sierra: I want to be an author. Because it's a chance I get to use my imagination

Slide 7 - Slide

Annika, can you tell me what you want to be when you grow up?


Annika: I want to be a marine biologist when I grow up. My two favourite animals is a turtle and a jellyfish.

Slide 8 - Slide

Brianna, can you tell me what you want to be when you grow up?


Brianna: I'd like to be a helicopter doctor because I've always wanted to be a doctor and I really love helicopters.

Slide 9 - Slide

You can always follow your dreams

Slide 10 - Slide

Modals
Must --> Moeten
Have/Has to --> Moeten
Should --> Zou moeten

Slide 11 - Slide

Modals (hulpwerkwoorden)
  • Must = moeten > als je zelf vindt dat iets moet
        - You must buy that game, it is amazing. 
  • Have to = moeten > noodzaak, zekerheid, verplichting
        - You have to get a VISA to get into the USA. - This has to be her jumper. - I have to leave! 
  • Should = zou (eigenlijk) moeten > advies, maar geen verplichting
        - Jack should study for his test. 
  • Can = of jij/iemand iets kan
       - Can you speak English?
  • Could = Beleefde vragen
       - Could you help me please.

Slide 12 - Slide

Modals (hulpwerkwoorden) ontkennend
  • Must = mustn't of must not 
  • Have to = don't have to of doesn't have to 
  I / we / you / they                         he / she / it 
  • Should= shouldn't of should not 
  • Can = can't of cannot 
  • Could = Couldn't of could not

Slide 13 - Slide

Modals (hulpwerkwoorden)
  • Must = moeten > als je zelf vindt dat iets moet
        - You must buy that game, it is amazing. 
  • Have to = moeten > noodzaak, zekerheid, verplichting
        - You have to get a VISA to get into the USA. - This has to be her jumper. - I have to leave! 
  • Should = zou (eigenlijk) moeten > advies, maar geen verplichting
        - Jack should study for his test. 
  • Can = of jij/iemand iets kan
       - Can you speak English?
  • Could = Beleefde vragen
       - Could you help me please.

Slide 14 - Slide

should-have to-must
Deze hulpwoorden gebruik je om te zeggen dat er iets moet gebeuren.
1. Should =advies.
2. have to = het moet, het is verplicht.
3. must = als je zelf vindt dat het moet of als het moet maar het is niet verplicht.

Slide 15 - Slide

Should
Should = advies
You should stop eating fast food if you want to stay healthy. 

Slide 16 - Slide

Should
-Gebruikt om advies te geven
-Niet verplicht


You should eat something
Should I talk to my doctor?

Slide 17 - Slide

Must
must = als je zelf vindt dat het moet of als het moet maar het is niet verplicht.

I must go to bed early tonight if I want to be ready for the test tomorrow. 

Slide 18 - Slide

Must
-Wanneer de spreker zelf vindt dat een actie gedaan moet worden.
-Ook gebruikt om iemand sterk aan te raden iets te doen als het niet verplicht is

I must go to bed early.
She must go to the dentist for her toothache.

Slide 19 - Slide

Have to
Have to = verplicht.
All drivers have to stop in front of a red traffic light!

Slide 20 - Slide

Have/Has to
-Een verplichting
-Een actie MOET gedaan worden


She has to take her pills twice a day.
Do I have to do that?

Slide 21 - Slide

can/could
Je gebruikt can of could vooraan een vraag als je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen.

Can you call me back?
Could you give me some money, please?

Could is de beleefde versie van can!

Slide 22 - Slide

Modals Practice

Slide 23 - Slide

The doctor said I _______ rest
A
must
B
have to
C
should

Slide 24 - Quiz

You ______ go to the dentist if you chip your tooth
A
must
B
have to
C
should

Slide 25 - Quiz

You _____ not eat that unless want to get fat
A
must
B
have to
C
should

Slide 26 - Quiz

I _______ brush my teeth twice a day
A
must
B
have to
C
should

Slide 27 - Quiz

_______ I get stitches?
A
Must
B
Have to
C
Should

Slide 28 - Quiz

Vertaal in het Engels:
Jij moet naar de dokter gaan. (Verplicht)

Slide 29 - Open question

Maak een goede zin:
Ik moet meer groenten eten.

Slide 30 - Open question

Hoe vraag je aan een vriend(in):
Kun je het raam open doen?

Slide 31 - Open question

Hoe vraag je aan je leraar:
Kunt u mij helpen?

Slide 32 - Open question

Vraag aan iemand die je niet kent:
Kunt u mij vertellen hoe laat het is?


Slide 33 - Open question

Samenvattend: 

  • Can, could, should, have to and must zijn hulpwerkwoorden. ( modals- auxiliary verbs)
  • Deze werkwoorden veranderen niet van vorm, behalve have to. Bij he/she/it wordt het has to.
  • Ze staan voor het echte werkwoord. 

Slide 34 - Slide