H3 §3.3 deel 1

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

H3 De Romeineen

§3.3 De opkomst van het Christendom

§3.3 De opkomst van het christendom

Doel van deze les:

Ik kan vertellen over de Romeinen:

• hoe joden in het hele Romeinse rijk terechtkwamen.
• hoe het christendom ontstond.

Israël

Griekenland

Gallië

De Romeinse staatsgodsdienst had ......... god(en).

1. Eén
2. Twee
3. Meer dan twee

§3.3 De opkomst van het christendom

     Joden in het rijk

• In 63 v. Chr. onderwierpen de Romeinen Judea (Israël). 
• Romeinen maakten van Judea een Romeinse provincie. 

• Judea was het land van de joden.
• In het Jodendom gelooft men in één god.

• Romeinen onderdrukten Joden:
• - lieten hen hoge belastingen betalen.
• 
  
• 
  

§3.3 De opkomst van het christendom

     Joden in het rijk

• Joden kwamen in opstand in 66 n. Chr.
• Romeinen sloegen de opstand neer en verwoestten de tempel.
• 
  
• In het jaar 132 n. Chr. kwamen joden weer in opstand.
• Romeinen wonnen weer en vanaf toen mochten Joden jaren niet meer in Judea komen.
• 
  Zo kwamen groepen joden in het hele rijk en daarbuiten terecht en bouwden synagogen waar ze samenkwamen om te bidden.

• 
  

Welke godsdienst hadden mensen in Israël toen de Romeinen het gebied binnenvielen?

1. Christendom
2. Islam
3. Jodendom
4. Romeinse staatsgodsdienst

Waarom werden de Joden weg gestuurd uit hun eigen land?

Joodse tempel 

(belangrijk voor Jodendom)

Romeins theater 

(waar gladiatoren vochten)

Romeinse zuilen 

(gekopieerd van de Grieken)

§3.3 De opkomst van het christendom

     Het christendom

• Rond 30 v. Chr. trok Jezus van Nazareth door Judea.
  Verhalen over zijn leven opgeschreven door aanhangers en later in bijbel.
  
  Volgens de verhalen was Jezus een Joodse prediker die:
• - mensen leerde over het geloof
• - opkwam voor de zwakkeren
  
  Volgens Romeinen was Jezus een opstandeling.

V

• 
  

§3.3 De opkomst van het christendom

     Het christendom

• Ze arresteerden en kruisigden hem. 
  
  Volgelingen geloofden dat Jezus was gestorven om hen te verlossen van hun zonden.
  
  Zij geloofden dat Jezus 3 dagen na zijn dood was opgestaan om naar de hemel te gaan (Hemelvaart). 

V

• 
  

§3.3 De opkomst van het christendom

     Het christendom

• Aantal aanhangers van Jezus groeide en kwamen ook niet-joden bij.
• 
  
• Ze noemden hem Christus (Griekse woord voor Messias) en geloofden dat hij de zoon van God was. 
  
  Christus zou niet alleen de joden verlossen, maar alle mensen. Zo ontstond het christendom.

V

• 
  

Wat zijn christenen

1. Joden
2. Mensen die geloven in Jezus' boodschap
3. Romeinen
4. Mensen die in God geloven

Waarom geloven mensen in Jezus?

Aan de slag

We lezen 'Joden in het rijk' en 'Het christendom' op blz. 46-47. 

We maken opdracht 1 t/m 4 van paragraaf § 3.3. 

Dit moet maandag 27 januari af zijn.

Klaar? Nakijken en verbeteren!