Op de apenrots in de dierentuin wonen 1............................................. zestien apen. Soms maken ze ruzies die 2............................................. woeste achtervolgingen. Het gekrijs 3.............................................................. Opa en oma trekken zich niets van het lawaai aan en eten 4............................................. hun brood op bij de apenrots, terwijl hun kleinkinderen 5............................................. staan te kijken naar de apen.