De Maartenlijst + PSV lijst
Monter (naar boven gaan) descendre - Partir (vertrekken)
Aller (gaan) - Sortir (uitgaan)
Arriver (aankomen) - Venir (komen)
Rentrer (naar huis gaan) Rester (blijven)
Tomber (vallen)
Entrer (binnenkomen)
Naître -> né (geboren)
Het voltooid deelwoord verandert met het onderwerp