TL 3 H 2.1 Het skelet

2.1 Het skelet
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.1 Het skelet

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

leerdoelen:


- Waar het skelet voor dient

- de bouw van de botten

- waaruit kraakbeen en been bestaat

Slide 3 - Slide

Waar dient het skelet voor?

Slide 4 - Open question

Waarvoor dient het skelet
1. Stevigheid (anders ben je net een pudding!)
2. Vorm (bv. de vorm van je schedel bepaald de vorm van je hoofd)
3. Bescherming (bv. de borstkas beschermt je hart en longen)
4. Beweging mogelijk maken (aan botten zitten spieren vast, dankzij spieren kunnen botten > en dus het lichaam, bewegen)

Slide 5 - Slide

Taken skelet
  • Stevigheid 
  • Vorm geven 
  • Beschermen 
  • Beweging mogelijk  maken  

Slide 6 - Slide

Zet in de goede volgorgde, van boven naar beneden (1 is boven)
1
2
3
4
borstwervel
heiligbeen
halswervel
lendenwervel

Slide 7 - Drag question

Hoe zijn je botten gebouwd?

Grootste deel = been, bestaat uit beencellen, die in ringen groeien.

Dat maakt het bot stevig.


Kraakbeen (bestaat uit groepjes kraakbeencellen) aan het uiteinden van de botten.


Bloedvaatjes – krijgen de beencellen voedingsstoffen en zuurstof.


Beenmerg – zit in het middenstuk van het bot, in de holle ruimte.

Bij langwerpige, dunne botten bestaat dat uit vet en heet geel beenmerg.


Slide 8 - Slide

Bot is gemaakt van....
Samen kijken:
Been (wordt gemaakt door beencellen)
Beenmerg
Kalk en lijmstof
Kraakbeen
(en: twee soorten botten > pijpbeenderen en platte beenderen
OOK DIT KOMT STRAKS TERUG IN DE QUIZ

Slide 9 - Slide

Bouw van een hard bot
• grootste deel: been
• been bestaat uit beencellen
• beencellen bestaan uit ringen
• ringen maken het bot stevig

Slide 10 - Slide

Typen beenderen
1) Pijpbeenderen
  •  vooral in de ledematen
  •  koppen bevatten rood beenmerg (bloedcellen productie)
  •  mergholte bevat geel beenmerg (vet opslag)
2) Platte beenderen
  •  vooral in hoofd en romp
  •   bevatten rood beenmerg (bloed productie)

Slide 11 - Slide

Geel beenmerg
Rood beenmerg
vet opslag
Aanmaak van bloedcellen
Platte beenderen
Pijpbeenderen

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

groei beenweefsel
- beenweefsel bestaat uit beencellen
- groeien in ringen
- in de ringen bloedvaten
- maken tussencelstof =
- veel kalk weinig lijmstof

Slide 14 - Slide

groei kraakbeenweefsel
- kraakbeenweefsel bestaat uit kraakbeencellen.

- maken tussencelstof.

- veel lijmstof weinig kalkstof

Slide 15 - Slide

Waardoor zijn kinderen zo soepel?


Het skelet van een pasgeboren baby bestaat bij helemaal uit kraakbeen.

Door alle lijmstof is het babyskelet zo buigzaam, maar niet stevig.


Als je ouder wordt dan verandert kraakbeen langzaam in been. Er komt dan meer kalk in de botten en minder lijmstof.


Bij ouderen hebben botten veel kalk en weinig lijmstof. Hierdoor zijn de botten niet buigzaam en breken ze makkelijker.

Slide 16 - Slide

Groeischijven
Dit zijn cirkels van kraakbeen, hierin wordt in 'jongeren' (van baby tot jongvolwassenen ~ max 25 jaar) kraakbeen omgezet in nieuw hard bot.
Je wordt langer!

Slide 17 - Slide

Wat is niet een functie van je skelet?
A
Bloedcellen maken
B
Je laten bewegen
C
Stevigheid geven
D
Bescherming organen

Slide 18 - Quiz

Wat is geen functie van het skelet?
A
Stevigheid
B
Bloed rond pompen
C
Bescherming
D
Beweging

Slide 19 - Quiz

Hoe heet het onderste botje van de wervelkolom
A
Lendenbotje
B
Borstbotje
C
Staartbeen
D
Heiligbeen

Slide 20 - Quiz

Een bot bevat heel veel lijmstof, wat kan je over dit bot zeggen?
A
Het is van een bot vanouder persoon
B
Het is een heel stijf bot
C
Het zijn 2 botten die aan elkaar vast zitten
D
Het bot is waarschijnlijk een beetje bewegelijk

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je de vorm die de wervelkolom van mensen heeft?
A
de dubbele s-vorm
B
de L-vorm
C
de heuvel-vorm
D
de kraakbeenvorm

Slide 22 - Quiz

Hoe heten de cirkels van kraakbeen die leerlingen van klas 1B nog in hun benen of bv. vingers hebben.
A
kraakbeencirkels
B
groeischijven
C
rekschijven
D
bamischijven

Slide 23 - Quiz

Hoe heet het gedeelte dat stevigheid geeft aan de wervelkolom?
A
het wervelgat
B
het stevigheidsgat
C
het wervellichaam
D
de kraakbeenschijf

Slide 24 - Quiz

Kraakbeen veranderd vanaf jouw geboorte steeds meer in been. Hoe noem je dit proces?
A
Verharding
B
Volharding
C
Verbening
D
Versteviging

Slide 25 - Quiz