TV 2 - zinsontleding

Wat hoort bij zinsontleden?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
1 / 29
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat hoort bij zinsontleden?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 1 - Quiz

Enkelvoudige zin ontleden.
Die docent Nederlands leek in eerste instantie erg aardig.

Slide 2 - Open question

Wat is het lv in deze zin?

Hoe ontleed je deze zin eigenlijk?

Slide 3 - Open question

Een meewerkend voorwerp...
A
… begint altijd met een voorzetsel.
B
… begint nooit met een voorzetsel.
C
… kan met een voorzetsel beginnen, maar dat hoeft niet.
D
… geen idee wat dat is.

Slide 4 - Quiz

Wat is waar over de bijvoeglijke bepaling?
Kies het goede antwoord.

Een bijvoeglijke bepaling...
A
is altijd één woord.
B
zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
C
zegt iets over een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
D
is altijd een zinsdeel.

Slide 5 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 6 - Quiz

Deze zin (Op 1 april mag je iedereen voor de gek houden.) is een WWG / NWG
A
WWG
B
NWG

Slide 7 - Quiz

Deze zin (De dokter schreef me tijdens zijn huisbezoek een week ziekteverlof voor.) is een WWG/NWG?
A
WWG
B
NWG

Slide 8 - Quiz

Deze zin (De minister blijft altijd een vriendelijke man) is een WWG/NWG.
A
WWG
B
NWG

Slide 9 - Quiz

WWG of NWG: Volgens mij is alles in orde.
A
WWG
B
NWG

Slide 10 - Quiz

WWG of NWG: De juf schijnt met de zaklamp.
A
WWG
B
NWG

Slide 11 - Quiz

WWG of NWG: De hond schijnt gevaarlijk te zijn.
A
WWG
B
NWG

Slide 12 - Quiz

WWG of NWG: Ik word later piloot.
A
WWG
B
NWG

Slide 13 - Quiz

WWG of NWG: Hij is al de hele dag aan het vissen.
A
WWG
B
NWG

Slide 14 - Quiz

Onderwerp
Meewerkend voorwerp
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel ontvangt iets van het onderwerp.

Slide 15 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Waarom
hangen
surfpakken
altijd
in de schaduw
te drogen?
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 16 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
In zijn lokaal
is
de wiskundedocent
lastige vraagstukken
aan het bespreken.
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 17 - Drag question

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Heeft
Bas
de meeste records
verbroken
op de sportdag?
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
ow
pv/wg
wg
lv

Slide 18 - Drag question

Sleep het znw en bijvoeglijke bepaling naar het juiste vak.
Zin:
znw

bijvoeglijke 
bepaling
Ze
heeft
een
mooie,
rode
auto.

Slide 19 - Drag question

Sleep het znw en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
znw
bijvoeglijke 
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan  
ik
goed
opschieten. 

Slide 20 - Drag question

Sleep het znw en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin: Met de                                                                                kan ik   
        goed opschieten.
znw
bijvoeglijke 
bepaling
nieuwe
vriend
van mijn zus

Slide 21 - Drag question

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
znw
bijvoeglijke 
bepaling
De
dikgedrukte
woorden
noemen
we
bijvoeglijke  
bepalingen.

Slide 22 - Drag question

Sleep het znw en bijvoeglijke bepaling naar het juiste vak.
Zin:
znw

bijvoeglijke 
bepaling
Ze
heeft
een
rode,
mooie
jurk.

Slide 23 - Drag question

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Hij
kocht
een
hele nieuwe
telefoon.

Slide 24 - Drag question

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan  
ik
goed
opschieten. 

Slide 25 - Drag question

Hoofdzin, bijzin
hoofdzin, hoofdzin
bijzin, hoofdzin
Hij heeft zijn fiets gepoetst, nadat hij in het bos was wezen crossen.
Terwijl zij de kamer stofzuigde, lapte hij de ramen.
Zij vierden feest, maar ze dachten niet aan de buren.

Slide 26 - Drag question

De buschauffeur was ook een beetje boos geworden omdat iemand een papieren vliegtuigje gooide.

Op de markt mochten we vijf euro besteden       we vonden allemaal iets leuks.

Joy vond de Bubble Tea die ze had gekocht niet lekker waardoor ze hem in de prullenbak gooide.

hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
bijzin
bijzin
bijzin
bijzin
bijzin
bijzin

Slide 27 - Drag question

bijzin + hoofdzin 
hoofdzin + hoofdzin 
hoofdzin + bijzin
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
hoofdzin + bijzin + bijzin
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes, omdat zij die zo lekker vindt. 
Als je vanavond langskomt, zal ik je het allerlaatste nieuwtje vertellen. 
Ik kom vanavond langs en ik vertel jou dan het laatste nieuwtje. 
Toen opa rookte, vond ik dat vies.

Slide 28 - Drag question

Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen wwg en ond benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll