This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
H4
Les 14
Rosa.Derksen@achterhoekvo.nl
Slide 1 - Slide
Programma
Start Module 1 Laagland, literatuur & lezer
Startopdracht - Wat valt er onder Fictie, Literatuur en verhaalanalyse?
Uitleg 1.1 en 1.2
Zelfstandig werken
Afronding
Slide 2 - Slide
Module 1 Laagland, Literatuur & Lezer
In boek kijken
Toets: Literaire ontwikkeling en begrippen
Theorievragen over Fictie en Literatuur, verhaal- en poëzieanalyse
Slide 3 - Slide
Wat valt er onder Fictie, Literatuur en verhaalanalyse?
Slide 4 - Mind map
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
Slide 5 - Open question
Wanneer is een tekst literair, denk je?
Slide 6 - Open question
1.1 Fictie en literatuur
Neem een blaadje voor je...
Literaire teksten kun je onderverdelen in drie groepen:
Proza: alle verhalende teksten, romans en kortverhalen;
Poëzie: gedichten, staan op bijzondere wijze op de bladzijde, versregels en rijm
Toneel: bedoeld om gespeeld te worden voor een publiek, niet om individueel te lezen
Slide 7 - Slide
1.2 Lezer en tekst
De reden waarom je leest > leesmotivatie: ontspannen, wegdromen, jezelf herkennen of de wereld om je heen leren kennen
Literaire teksten hebben een effect op je: in de lach schieten, nadenken, of meer over jezelf ontdekken
Kenmerk literaire teksten: open plekken > roepen vragen op
Soms verwijzen teksten naar de werkelijkheid > je hebt dus zelf een hoop kennis nodig, denk aan kennis over historische personen
Slide 8 - Slide
1.2 Lezer en tekst
Gesloten einde > alle open plekken ingevuld, open einde > vragen over de open plekken
Open plek > spanning
Informatieachterstand: verteller of lezer weet iets wat personages niet weten (raadsel, geheim of dreiging)
Verwachtingen
Door genres: welke ken je?
Mentaal schema: je hebt een idee wat gaat gebeuren
Samenhang: je verwacht dat elementen van het verhaal goed op elkaar aansluiten
Slide 9 - Slide
Zelfstandig werken
Maken opdracht 20 > literair zelfportret
Wie ben jij als lezer? Wat zijn je leesmotivaties en -voorkeuren? Wat is je leessmaak? Vind je herkenning/identificatie belangrijk? Wat wil je gaan lezen? Waarom?
Klaar? Maken opdracht 1, 3 en 4 van Module 1
Slide 10 - Slide
Afronding
Huiswerk: maken opdracht 20
Lesdoelen:
- Aan het einde van de les weet je meer over (non-)fictie, proza, poëzie en toneel, en over de literaire concepten (spanning, genres);