1. Je kunt 4 belangrijke onderdelen van een kaart noemen en ze op een kaart herkennen
2. Je kunt ten minste 2 verschillen en 2 overeenkomsten noemen tussen leven en naar school gaan tussen Sydney en je eigen omgeving
3. Ik kan de bevolkingsdichtheid van een gebied uitrekenen
4. Ik kan met de schaal of de schaalstok van een kaart de werkelijke afstand tussen 2 plaatsen op die kaart berekenen
5. Kan ik de begrippen (en hun betekenis) die bij deze les horen benoemen.