Nederlands GT2 woordsoorten les 1

Welkom in de les
Nederlands

Ga zitten op je eigen plaats
Zet je tas op de grond
Pak je laptop: ga naar Magister berichten
Klik op de link en koppel jezelf aan klas GT2j: klascode dgwci
G
timer
2:30
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom in de les
Nederlands

Ga zitten op je eigen plaats
Zet je tas op de grond
Pak je laptop: ga naar Magister berichten
Klik op de link en koppel jezelf aan klas GT2j: klascode dgwci
G
timer
2:30

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
Je leert over woordsoorten.
timer
3:00
Je logt in via LessonUp.

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
1. Weten wat een lidwoord is.
2. Weten wat een zelfstandig naamwoord is.
3. Weten wat een bijvoeglijk naamwoord is.
3. Weten wat een werkwoord is.
4. Weten wat een voorzetsel is.
5. Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel kunnen benoemen.
 

Slide 3 - Slide

Woordsoorten
Lidwoorden
Werkwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Voorzetsels

Slide 4 - Slide

Lidwoord = lw
de, het, een 
Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord.

  • de deur
  • het raam
  • een deur, een raam

Slide 5 - Slide

Zelfstandig naamwoord =zn
  • mensen: buurman, dochter, oma, agent, oom, .....
  • dingen: laptop, pen, tas, ring, jas, vriendschap, verdriet, 
  • dieren: hond, vogel, mier, olifant, .....
  • planten: eik, tulp, varen, ....
  • namen: Milan, Philips, Nederland, Valkenswaard, ......

Slide 6 - Slide

Werkwoord = ww
Werkwoord = doe-woorden

  • eten, eet, at, aten, gegeten
  • drinken, drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken
  • bouwen, bouw, bouwt, bouwde, bouwden, gebouwd
  • maken, maakt, maakte, maakten, gemaakt

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord = bn
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
  • rood: de rode auto, de auto is rood
  • mooi: een mooie foto, de foto is mooi
  • klein: de kleine hond, de hond is klein

Slide 8 - Slide

Voorzetsel = vz
Voorzetsels gebruik je altijd met andere woorden.
Voorbeelden:
in, op voor, achter, boven, onder, met, van, over, naast, bij, over, door, tegen, om, tot, tegenover, tijdens, ............

Slide 9 - Slide

Een huis
Welke woordsoort is 'een'?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Welke woordsoort is 'zwemmen'?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Welke woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quiz

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Voorzetsel
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 14 - Drag question


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 15 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Voorzetsel

Slide 16 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 17 - Quiz

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 18 - Open question

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip heeft een hond die Takkie heet.

Slide 19 - Open question

Noteer het voorzetsel uit deze zin.
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 20 - Open question

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 21 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï.
A
Werkwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Werkwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quiz

Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op de verjaardag waarschuwde ik haar voor de hond.
A
1
B
2

Slide 25 - Quiz


Achter, voor, in en naar zijn voorbeelden van ...
A
Voorzetsels
B
Lidwoorden
C
Zelfstandige naamwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 26 - Quiz


betonnen, groene, snelle en koperen zijn voorbeelden van ...
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 27 - Quiz


Breda, juli, Willemijn en speedboot zijn voorbeelden van ...
A
voorzetsels
B
werkwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 28 - Quiz

In deze zin staat/staan ... bijvoeglijk naamwoord(en):

Peter heeft vandaag gevist en heeft vijf grote snoekbaarzen gevangen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

In deze zin staan ... bijvoeglijk naamwoorden:

Het groene houten bankje in onze bloemrijke voortuin hebben we in kleine stukken gezaagd.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz

Zoë wil graag wat suiker over haar
'aardbeien'.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 31 - Quiz

Zoë wil graag wat suiker 'over' haar aardbeien.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 32 - Quiz

Zoë 'wil' graag wat suiker over haar aardbeien.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 33 - Quiz

Zelfstandig werken grammatica
Ga naar MS Teams, tegel Nederlands, bestanden, lesmateriaal
Klik op de map grammatica woordsoorten en klik op les 1
Open het document opdracht 1
Maak de opdracht en lever de opdracht in bij MS Teams Opdracht 1 = huiswerk voor de volgende les
Klaar? klik op de Word-documenten theorie, leer de theorie en klik op de link om te oefenen





timer
15:00

Slide 34 - Slide