De pijlen in een voedselketen/-web betekenen.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"
Slide 4 - Quiz
Heeft een piramide van aantallen altijd een piramide vorm? Waarom
A
Ja, want het geeft altijd de schakels in de juiste volgorde weer
B
Ja, want het aantal individuen in elke schakel wordt altijd kleiner
C
Nee, want het aantal individuen kan groter zijn in de volgende schakel
D
Nee, want de schakels van een voedselketen kunnen soms in een andere volgorde staan
Slide 5 - Quiz
In een piramide van biomassa wordt de biomassa in elke volgende schakel groter.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Welke piramide is de piramide van biomassa?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 7 - Quiz
Welke piramide heeft altijd een echte piramide vorm?
A
De piramide van aantallen
B
De piramide van biomassa
Slide 8 - Quiz
In de sloot kun je de volgende voedselketen vinden: alg --> watervlooi --> baars --> reiger
In de afbeelding is de voedselketen van hierboven weergeven in een piramide van biomassa.
Welke organisme uit de voedselketen worden aangegeven met de laag S?
A
reigers
B
watervlooien
C
baarsen
D
algen
Slide 9 - Quiz
De 'piramide' hiernaast is een piramide van...
A
Aantallen
B
Biomassa / energie
C
Dat kan je niet zeggen
D
Zowel aantallen als biomassa
Slide 10 - Quiz
Bij de afbraak van stalmest door reducenten (bacteriën en schimmels) komen mineralen vrij.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.
Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Grote oren
B
Zomervacht
C
Luchtstroom
D
Dikke vetlaag
Slide 12 - Quiz
Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel
Slide 13 - Quiz
Bij paardenbloemen sterven bovengrondse delen af in de winter. Waar is dit een voorbeeld van?
A
aanpassing van plant aan het licht
B
aanpassing van plant aan de temperatuur
C
aanpassing van plant aan water
Slide 14 - Quiz
Wat is geen aanpassing voor planten om fotosynthese uit te kunnen voeren?
A
waterplanten groeien in de bovenste waterlaag
B
waterplanten hebben een wortel
C
Waterplanten hebben bladgroenkorrels
Slide 15 - Quiz
Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.
A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten
Slide 16 - Quiz
Planten hebben aanpassingen aan een lagere temperatuur in de winter.
A
Grote, platte bladeren;
B
Bovengrondse delen kunnen afsterven in de herfst
C
Soms wateropslag in een stengel
Slide 17 - Quiz
De lepelplant is een populaire kamerplant. Deze plant komt oorspronkelijk uit een vochtig milieu. Welke aanpassing heeft deze plant
A
grote platte bladeren en een groot wortelstelsel
B
grote platte bladeren en een klein wortelstelsel
C
klein dikke bladeren en een klein wortelstelsel
D
klein dikke bladeren en een groot wortelstelsel
Slide 18 - Quiz
Wat is geen aanpassing van een plant aan een droge omgeving?
A
weinig bladeren
B
dunne bladeren
C
behaarde bladeren
D
bladeren met een waslaag erover
Slide 19 - Quiz
Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen? (twee antwoorden zijn goed)
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel
Slide 20 - Quiz
In een weiland bestaat een bepaalde voedselketen uit de volgende organismen: gras --> sprinkhaan --> koekoek --> havik Deze voedselketen wordt weergegeven in een piramide van biomassa. In welke piramide is de piramide van biomassa op de juiste manier getekend?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 21 - Quiz
Door ontbossing neemt de hoeveelheid .... in de lucht toe
A
Zuurstof
B
Koolstofioxide
C
Water
D
Regen
Slide 22 - Quiz
Waar verwacht je een piramide van aantallen die GEEN piramide vorm heeft?
A
Bos
B
Weiland
Slide 23 - Quiz
Wat betekent het woord 'Ecologie'?
A
De leer van de populaties van hun soorten
B
De leer van de relaties tussen organismen en hun milieu
C
De wetenschap die Darwin heeft bestudeerd
D
De wetenschap die de grondslag van de fotosynthese bepaalt
Slide 24 - Quiz
Door bodembewerking wordt de bodem ook luchtiger, er komt meer lucht en dus meer zuurstof in de bodem. Waarom is dit goed voor de voedselproductie?
A
De zuurstof in de grond kan zo gebruikt worden door de plantenwortels om aan fotosynthese te doen.
B
De zuurstof kan worden opgenomen door de reducenten in de bodem die het stalmest afbreken.
Slide 25 - Quiz
In een levensgemeenschap leven populaties van verschillende soorten
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Wat wordt er bedoelt met het begrip: 'biodiversiteit'
A
De variatie van alle planten in de natuur
B
De variatie van alle dieren in de natuur
C
De variatie van alle planten en alle dieren in de natuur.
Slide 27 - Quiz
Een boer wilt de opbrengst van zijn voedingsgewassen verhogen. Om dit voor elkaar te krijgen gebruikt de boer bestrijdingsmiddelen tegen bladluizen die van het voedingsgewas eten. Deze bladluizen worden gegeten door lieve heersbeestjes die op hun beurt worden gegeten door koolmezen. De koolmezen worden uiteindelijk gegeten door haviken. In welke organismen zal de hoogste concentratie bestrijdingsmiddel worden aangetroffen, in bladluizen, lieve heersbeestjes, koolmezen of haviken?
A
bladluizen
B
lieve heersbeestjes
C
koolmezen
D
haviken
Slide 28 - Quiz
Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
Hoe heet de relatie tussen populaties van verschillende soorten ?