mavo 3 afsluiting h1

Wie verzorgde de liefdadigheid in Nederland rond 1850?
A
de gemeente en de kerk
B
de kerk en rijke burgers
C
familie en rijke burgers
D
rijke burgers en de gemeente
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wie verzorgde de liefdadigheid in Nederland rond 1850?
A
de gemeente en de kerk
B
de kerk en rijke burgers
C
familie en rijke burgers
D
rijke burgers en de gemeente

Slide 1 - Quiz

Vul de ontbrekende woorden in.
In 1854 nam het parlement                     aan. Daarin stond dat                          voor de armen moesten zorgen. Alleen in uiterste nood moesten                   meehelpen. Maar in de jaren erna nam de armoede in Nederland toe. Daardoor konden de                 niet meer alle armen helpen. Gemeenten kregen dus een steeds
                   rol in het bestrijden van armoede, terwijl dit juist niet de bedoeling was van

liefdadigheidsinstellingen
gemeenten
grotere
kleinere
liefdadigheidsinstellingen
de armenwet
de armenwet

Slide 2 - Drag question

Welke begrippen passen bij de arbeidsomstandigheden van de fabrieksarbeiders rond 1870?

Slide 3 - Mind map

Mensen of groepen mensen die hun ideeën over politiek, onderwijs, enzovoort baseren op hun godsdienst.

Politieke groep die vindt dat ieder mens zo veel mogelijk vrijheid moet hebben. De overheid moet zich daarom zo weinig mogelijk met de samenleving en economie bemoeien.


Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.


Liberalen
Socialisten
Confessionelen

Slide 4 - Drag question

Artikelen uit een wet:

Art. 1 Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of in dienst te hebben.

Art. 2 Het verbod van art. 1 is niet toepasselijk op huiselijke en personele diensten en op veldarbeid. (...)

Art. 4 Overtreding van art. 1 wordt gestraft met een geldboete van 3 tot 25 gulden en gevangenisstraf van 1 tot 3 da
Artikelen uit een wet:
Art. 1 Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of in dienst te hebben.
Art. 2 Het verbod van art. 1 is niet toepasselijk op huiselijke en personele diensten en op veldarbeid. (...)
Art. 4 Overtreding van art. 1 wordt gestraft met een geldboete van 3 tot 25 gulden en gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen. Bij herhaling van overtreding wordt altijd gevangenisstraf toegepast.
Deze artikelen komen uit de
 die bedacht is door
De wet moest ervoor zorgen dat kinderen 
Thorbecke
van Houten
armenwet
kinderwet
naar school gaan
niet meer in de fabriek werken

Slide 5 - Drag question

Welke verbetering voor de zwakkere mensen in de samenleving kwam er in de volgende jaren?
1854

1874

1917
kinderwet
stakingswet
Algemeen kiesrecht
vakbonden
armenwet

Slide 6 - Drag question

Waarom lieten ondernemers als Stork en Philips de woningen van hun arbeiders verbeteren?


Een aantal fabrieksdirecteuren, zoals Stork en Philips, liet aan het eind van de negentiende eeuw nieuwe woningen bouwen voor de arbeiders. Deze directeuren vonden dat arbeiders recht hadden op betere huizen. Zij dachten daarbij ook aan de toekomst van hun bedrijf.

A
Omdat de overheid de ondernemers daartoe dwong.
B
Omdat tevreden arbeiders goed waren voor het bedrijf.
C
Omdat ze door de arbeiders gedwongen werden dit te doen.
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quiz

Welke conclusie
over hulp aan armen is juist?
A
Armen hadden na 1854 niets te klagen, er werd goed voor hen gezorgd.
B
De gemeenten gaven de meeste hulp aan de armen.
C
De kerken speelden een belangrijke rol in de armenzorg.
D
Er werd heel veel gedaan voor armen in Nederland

Slide 8 - Quiz

Welke instelling van liefdadigheid wordt onder andere bedoeld in artikel 1 van de tekst?
Enkele artikelen uit een wet:

1. De steun aan armen moet overgelaten worden aan instellingen van liefdadigheid.

2. De overheid geeft pas steun aan een arme als deze niets krijgt van andere instellingen.
A
de familie
B
de kerk
C
de overheid
D
de vakbond

Slide 9 - Quiz

Luister naar de tekst. De baas denkt dat zijn trouwe arbeiders de gouden of zilveren medailles zullen verkopen. Waarom zouden de arbeiders dat doen?
A
Omdat ze goud en zilver niet mooi vinden.
B
Omdat ze niet van medailles houden.
C
Omdat ze te weinig loon krijgen.
D
Omdat ze het een belediging vinden.

Slide 10 - Quiz

Pacificatie van ...
A
1848
B
1887
C
1914
D
1917

Slide 11 - Quiz

Thorbecke schreef zijn grondwet in:
A
1819
B
1848
C
1874
D
1914

Slide 12 - Quiz

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven. Thorbecke schreef: 'de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.'

Thorbecke was ...
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 13 - Quiz

1813
1848
1919
Zet de gebeurtenissen in het juiste jaartal.
Algemeen kiesrecht
Grondwets weiziging
Koningkrijk der Nederlanden ontstaat

Slide 14 - Drag question

Welk onderwerp vindt je lastig?

Slide 15 - Mind map


Slide 16 - Open question