7.3 Wat levert het op

3e klas
7.3 Wat levert het op?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3e klas
7.3 Wat levert het op?

Slide 1 - Slide

Herhaling Lesdoelen 7.2

-Je kunt uitleggen dat door scholing je verdiencapaciteit kan toenemen.

-Je kunt uitleggen dat er bij studeren sprake is van ruilen over de tijd.

-Je kunt uitleggen dat om aan het werk te blijven mensen een leven lang zich moeten blijven scholen ->Herscholing/ Bijscholing/ omscholing




Slide 2 - Slide

Lesdoelen 7.3

-Je kunt met voorbeelden uitleggen wat investeren inhoudt.


-Je kunt uitleggen welke factoren een rol spelen bij het doen van een investering.

-Je kunt verschil aangeven tussen nominale en reële rente en je kunt hiermee rekenen.


Slide 3 - Slide

  • Tweetallen maken
  • Een idee, wat gaan jullie beginnen?
  • Waarom, wat wil je bereiken
  • Visie, doelstelling
  • Ondernemingsvorm, waarom motiveren?

Slide 4 - Slide

Investeren

Investeren
Investeren:
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines, gereedschappen of gebouwen.
Bedoeld om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren

Slide 5 - Slide

Factoren bij investeren
  1. Vooruitzichten voor jouw product             (micro schaal)
  2. Rente (De prijs van geld)
  3. Economische situatie                               (macro schaal)
  4. Innovatie (Het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen)


Slide 6 - Slide

Als de prijzen stijgen wordt de rente die je moet betalen naar verhouding minder waard.

Door inflatie is de reële rente lager dan de nominale rente.

Nominaal: Rente uitgedrukt in euro’s.
Reële rente: Nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Reële rente berekenen
De reële rente kun je berekenen met de volgende formule:
indexcijfer nominale rente/ indexcijfer inflatie x 100

Voorbeeld

Slide 9 - Slide

Reële rente berekenen
Voorbeeld
Een ondernemer leent geld tegen 5% rente. De inflatie is 3%.

Het indexcijfer van de rente wordt: 105
Het indexcijfer van de inflatie wordt: 103
Het indexcijfer van de reële rente is: 105 ÷ 103 × 100 = 101,94

Een indexcijfer van 101,94 betekent dat de reële rente 1,94% bedraagt.


Slide 10 - Slide

Aan het werk
Maken opdrachten h7.3

let op 26b mag je overslaan.

Slide 11 - Slide

Samen doen
opdracht 29 blz 28

Slide 12 - Slide

Investeren is:
A
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
B
Het kopen van nieuwe consumptiegoederen
C
Het in dienst nemen van geschoolde werknemers
D
Het in dienst nemen van ongeschoolde werknemers

Slide 13 - Quiz

Welke reele rente ontvang je?
Nominaal is 2% en inflatie is 3%?
A
-0.97%
B
-1%
C
0.97%
D
1%

Slide 14 - Quiz

Wat waren de lesdoelen?

-Je kunt met voorbeelden uitleggen wat investeren inhoudt.


-Je kunt uitleggen welke factoren een rol spelen bij het doen van een investering.

-Je kunt verschil aangeven tussen nominale en reële rente en je kunt hiermee rekenen.


Slide 15 - Slide

Huiswerk
Maak van paragraaf 7.3.

Slide 16 - Slide