This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Terugblik
Slide 1 - Slide
Vraag 1: Hoe noemde Lodewijk XIV zichzelf ook wel?
A
De Maankoning
B
De Absolutist
C
De Marskoning
D
De Zonnekoning
Slide 2 - Quiz
Koning Lodewijk XIV(14de) noemde zichzelf ook wel de Zonnekoning. Hij had zelfs in heel het paleis Versailles zijn hoofd in de vorm van een zon laten aanbrengen. Hiernaast op het plaatje zien jullie twee van deze versiersels die op het hek van het Versailles zijn aangebracht en 2 schilderijen van Lodewijk XIV(14de).
Slide 3 - Slide
Vraag 2: Maar waarom noemde Lodewijk XIV zichzelf zo?
A
Hij zag zichzelf als het zonnetje in huis.
B
Hij zag zichzelf als het middelpunt van de wereld.
C
Hij noemde zich zo, omdat hij altijd gele kleding droeg.
D
Hij noemde zichzelf zo, omdat hij verliefd was op de zon.
Slide 4 - Quiz
Lodewijk XIV(14e) noemde zichzelf ook wel de Zonnekoning, omdat hij zichzelf zag als het middelpunt van onze wereld. Net zoals de aarde om de zon heen draait, vond hij dat de wereld ook om hem draaide.
Slide 5 - Slide
Vraag 3: Wat van soort macht heeft Lodewijk XIV? En wat houdt dit in?
A
Oligarchische macht. Wat inhoudt dat hij en een aantal van zijn ministers alle macht in handen hebben.
B
Democratische macht. Wat inhoudt dat hij alle macht in het land gekregen heeft van het volk, aan de hand van verkiezingen.
C
De absolute macht. Wat inhoudt dat hij met niemand rekening hoeft te houden bij het maken van beslissingen over het land.
Slide 6 - Quiz
Lodewijk XIV(14de) had in Frankrijk alle macht naar zich toegetrokken. Hij is dan ook een schoonvoorbeeld van een Absoluut vorst. Dit houdt in dat niets in het land besloten kan worden zonder dat Lodewijk XIV(14de) toestemming geeft. Lodewijk XIV(14de) had dus absoluut alle macht in handen.
Slide 7 - Slide
Vraag 4: Waarom woonden er zoveel edelen in het paleis van Lodewijk XIV?
A
Koning Lodewijk XIV vond zoveel mensen in het paleis gezellig.
B
Koning Lodewijk XIV dacht:
“Er is toch ruimte zat op het paleis. Waarom dan ook niet?”
C
Koning Lodewijk XIV kon ze op deze manier in de gaten houden
D
Koning Lodewijk XIV deed dat om aan te tonen hoeveel mensen hij wel kon onderhouden(dus voor status).
Slide 8 - Quiz
Er woonden zoveel edelen in het paleis van de koning, omdat Lodewijk XIV(14de) de edelen op deze manier goed in de gaten kon houden. Hij wist namelijk dat als hij even niet zou opletten de edelen de macht naar zich toe zouden trekken. En door de eldelen op zijn kasteel te laten wonen hoopte hij een opstand tegen hem te voorkomen.
Slide 9 - Slide
Vraag 5: Hoe ging het die tijd met de “gewone mensen in Frankrijk? Hoe kwam dat?
A
Goed, de “gewone mensen” in Frankrijk
konden zelfs op het paleis komen
eten als ze in of rond Parijs woonden.
B
Slecht, de “gewone mensen” in Frankrijk kregen wel een uitkering van Lodewijk XIV(14de), maar het was lang niet genoeg om alles te betalen.
C
Goed, de “gewone mensen” in Frankrijk
hadden genoeg te eten en hadden
een redelijk huis om in te wonen.
D
Slecht, de “gewone mensen” in Frankrijk moesten hoge belastingen betalen en een hoge pacht om het land waarop ze leefden te mogen bewerken.
Slide 10 - Quiz
De "gewone mensen"(derde stand) hadden het heel erg slecht. Dit komt door de hoge pacht van het land waar ze op woonden of die ze bewerkten en de hoge belasting die ze aan de koning van Frankrijk moesten betalen. (Plaatje zien jullie dat de 1e en 2e stand rusten op de 3e stand).
De derde stand leefde grotendels in armoede en leden honger. Lodewijk XIV deed niets aan deze armoede. Hij bleef maar dure feesten organiseren en hele dure oorlogen voeren. Hij had Frankrijk daarmee bijna in een faillissement getrokken.
Slide 11 - Slide
Vraag 6: Wat wordt er met de Wetenschappelijke Revolutie bedoeld?
A
Een periode in de geschiedenis waarin er ontzettend veel nieuwe wetenschappelijke uitvindingen worden gedaan aan de hand van rationeel denken.
B
Een periode in de geschiedenis waarin wetenschap wordt omarmd door de kerk en de paus.
C
Een periode in de geschiedenis waarin de mensen een revolutie beginnen om de wetenschap te stoppen.
Slide 12 - Quiz
In de tijd van de Wetenschappelijke Revolutie zijn er ontzettend veel nieuwe uitvindingen gedaan. Dit was mogelijk, omdat er veel geld werd uitgegeven door bijvoorbeeld koningen, zoals Lodewijk XIV, om wetenschappelijk onderzoek te doen
Op de afbeelding hiernaast zien jullie Colbert(minister van finaniciën in Frankrijk onder Lodewijk XIV) die de leden van de Koninklijke Academie van Wetenschappen presenteert aan Lodewijk XIV in 1667.
Uitvinders en natuurwetenschappers uit de Wetenschappelijke Revolutie zoals Christiaan Huygens en Isaac Newton slaagden er steeds beter in om de natuur te doorgronden. Hun manier van denken leidde tot het ontstaan van het rationalisme.
Slide 13 - Slide
Vraag 7: Wat betekent rationalisme? Het rationalisme is…
A
een denkwijze waarin men meer hun ratio(verstand) gingen gebruiken in plaats van het geloof te vertrouwen.
B
een denkwijze waarin men geloofde wat de kerk hun vertelde en de wetenschap naast hun neer legden.
C
een denkwijze waarin men uit ging van de ratio(verstand) van de Paus.
Slide 14 - Quiz
Het rationalisme is een denkwijze waarin de rede(verstand gebruiken) de enige of voornaamste bron van kennis is. De Bijbel werd niet meer direct gezien als de waarheid. En zo nam men niet meer 1.2.3. aan wat de kerk zei. Ze gingen zelf nadenken over verschijnselen die ze vervolgens onderzochten. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet meer in God geloofden.
Slide 15 - Slide
“Jullie weten aan het einde van de les aan de hand de ideeën van 4 filosofen en/of wetenschappers uit te leggen wat er zich heeft afgespeeld tijdens de Verlichting.”
Leerdoel:
Slide 16 - Slide
Om de stof voor jullie zo gestructureerd mogelijk te houden gaan we die nieuwe ideeën ook aan de hand van deze aspecten behandelen.
In de 18e eeuw werd er voortgebouwd op de ideeën van de Wetenschappelijke Revolutie. Dankzij het rationele denken kwamen er nieuwe ideeën over sociale verhoudingen, de politiek, de economie en over de rol van godsdienst in de samenleving.
Slide 17 - Slide
Sociale verhoudingen en John Locke:
John Locke (1632-1704)
- Eerste die opschreef dat het absolutisme onacceptabel is als je logisch nadenkt.
- Ieder mens bij de geboorte gelijke rechten.
- Koning moet rekening houden met het volk.
- Bevolking moet wetten gehoorzamen.
- Maakt koning slechte wetten en streeft niet belangen van volk na? --> Dan mag je in opstand komen.
Slide 18 - Slide
Frankrijk:
- Lodewijk XIV
- Locke ziet absolute macht vergroot worden
Engeland:
- Omgekeerde in Engeland
- Koning Karel I
- Luisterde niet naar het parlement
- Werd opgepakt en onthoofd
- Burgeroorlog als gevolg
- Tijd geen koning
- Engelsen willen toch weer een koning
- Locke betrokken bij zoektocht
- Koning die wel luisterd naar parlement
- Nederlandse stadshouder Willem III wordt koning van Engeland.
- Maar wet beperkt macht koning
- Constitutionele monarchie
Slide 19 - Slide
Politiek, Charles Montesquieu en Jean-Jacques Rousseau:
- Charles de Secondat(1689-1755), baron van Montesquieu
- Adelijke komaf, positie in het Parlement(het an Bordeaux.
- Dacht na over goede verdeling van de macht
- Kritiek op Franse samenleving in zijn Roman
- Waarin twee Perzen door Europa reizen
- Schrijven alle opmerkelijke dingen op (absolutisme bijvoorbeeld).
- Vele edelen ijdele nietsnutten
- Kritiek op de absolute macht koning
Slide 20 - Slide
- Later Montesquieu anderhalf jaar in Engeland
- Bestuurde daar wetten.
- Wilde weten hoe Engelsende macht van de koning beperkt wordt.
- Ontwierp daarna de leer van de"Trias Politica" of "scheiding der machten" .
Drie machten:
1. Wetgevende macht: Deze macht heeft het recht om wetten in te voeren of af te keuren. (Tweede Kamer)
2. Uitvoerende macht: Deze macht zorgt ervoor dat wetten worden uitgevoerd
(premier Rutte).
3. Rechtsprekende macht: Deze macht controleert of de wetten worden nageleefd. (Hogegerechtshof)
- De drie machten mogen nooit in handen van één persoon komen.
- "Dan is alles verloren"
Slide 21 - Slide
- Macht is gevaarlijk
- Moet altijd worden begrensd
- Elke macht controleerd voordurend en
en houd de andere machten in bedwang.
- Niemand mag bang worden van macht staat
- Iedereen zou in vrijheid moeten kunnen leven en werken en leven
- Macht moet liggen bij het volk
Slide 22 - Slide
Jean- Jacques Rousseau:
- Jean- Jacques Rousseau(1712-1778)
- Kritiek op politiek
- Landen moeten bestuurd worden door de algemene wil
van het volk.
- Dit doormiddel van een "Sociaal contract" (maatschappelijk verdrag) tussen volk en bestuur.
- Iederen is gelijk(gelijke rechten)
- Maar het individu moet zich aanpassen aan de algemenewil (als de algemene wil iets anders is dan de wil van het individu)
Slide 23 - Slide
Economie en Adam Smith:
- Adam Smith(1723-1790)
- Bekendste econoom uit de 18e eeuw
- Grondlegger klassiek liberalisme
- Schreef boek "The wealth of nations"
- Betoog dat de overheid zo min mogelijk met de handel en nijverheid moet bemoeien
- Anders wordt het mechanisme van vraag en aanbod verstoord
- Je moet vrijheid hebben om met je verstand te kunnen beslissen over je eigen belangen in de economie."
- Overheid moet de markt zijn werk laten doen ("Laissez Faire")
- Een “onzichtbare hand” houd namelijk alles in de economie in evenwicht.
Slide 24 - Slide
Godsdienst en Voltaire
- Voltaire (1694-1778)
- Geloofscriticus
- Ging verder met de ideeën van Montesquieu
- Verondersteld dat God de aarde heeft geschapen, maar zich niet meer met het leven op aarde bemoeid(Deïsme)
- "God was de horlogemaker die de wereld in gang heeft gezet en zich daarna niet meer met de aarde bemoeid."
Pruisen(Duitsland):
- Voltaire enkele jaren te gast bij koning Frederik van Pruisen
- Bracht enkele verlichtingsidealen in de praktijk tijdens zijn regeringsperiode
- "Alles voor het volk, niets door het volk".
- Verlicht absolutist
- Absolute macht blijft, maar er wordt meer voor het volk gedaan.
- Catharina de Grote van Rusland en zelfs de Franse koningen brachten verlichtingsidealen door in hun regering, maar behielden hun absolute macht
Slide 25 - Slide
Welke naam hoort bij welk schilderij?
Sleep de schilderij met de filosoof erop naar de naam van deze filosoof.
Slide 26 - Slide
Voltaire
Jean-Jacqeus
Rousseau
Adam Smith
John Locke
Charles Montesquieu
Slide 27 - Drag question
Wie zou de tekst in de hokjes gezegd kunnen hebben?
Sleep de tekst naar de afbeelding van de persoon die het gezegd zou kunnen hebben.
Slide 28 - Slide
"Mensen zijn van nature goed, maar moeten wel goed worden opgevoed en onderwezen tot “redelijkheid”, dan zullen veel mistan-den verdwijnen."
"De overheid mag zich niet met de economie bemoeien, want je moet vrijheid hebben om met je verstand te kunnen beslissen over je eigen belangen in de economie."
"Er moet een gemeensch-appelijke karakter van de staat komen, die doormiddel van een “sociaal contract” tussen het volk en de bestuurder(s) georganiseerd moet worden."
"In de politiek zijn er drie machten aanwezig( de rechtelijke, de uitvoerende en wetgevende macht) die gescheiden van elkaar moeten worden uitgevoerd om zo machts-misbruik te voorkomen.
"God is een horlogemaker die de wereld in gang heeft gezet en zich daarna niet meer met de aarde bemoeid."