le 7 février

le 7 février
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MentorlesPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

le 7 février

Slide 1 - Slide

VIP
- geheugentraining
  - soorten geheugen
  - hoe onthoud je goed?
- elkaar weer wat beter leren kennen

Slide 2 - Slide

geheugentraining
welke drie soorten geheugen onderscheiden we en wat hielden ze ook alweer in?

Slide 3 - Slide

soorten geheugen
in groepjes uitvinden en delen:
      1. zintuiglijk geheugen
      2. werkgeheugen
      3. permanent geheugen
      4. van werk- naar permanent-


timer
8:00

Slide 4 - Slide

hoe zorg je dat je goed onthoudt?

Slide 5 - Mind map

onthouden
- growth mindset
- vastbijten in de stof
- herhalen
- overhoren
- pauzes
- hulp vragen


Slide 6 - Slide

Wat wil jij onthouden?
- Wat vind jij lastig om te onthouden?
- Waarom is dit lastig voor je?

Slide 7 - Slide

Wat wil jij onthouden?
- Wat vind jij lastig om te onthouden?
- Waarom is dit lastig voor je?
- interne en externe geheugensteuntjes
    

Slide 8 - Slide

Externe geheugensteuntjes p. 30
        • Maak lijstjes van dingen die je moet doen of onthouden;
      • Gebruik een agenda of kalender voor belangrijke zaken
      • Leg spullen op een vaste/opvallende plek
      • Leer jezelf vaste gewoontes aan.

Slide 9 - Slide

Interne geheugensteuntjes p. 31
• Herhaal: Als iemand zich voorstelt, herhaal de naam. Dus Hallo Karin, ik ben Gerard. Dit kan ook in de les, dan check je meteen of je het goed hebt begrepen: Dus meneer, u zegt dus dat... Dit kan ook in gedachten.
• Gebruik ezelsbruggetjes. Zet bijvoorbeeld een code om in letters die een woord vormen. Het symbool voor de grootheid kracht is F (van het Engelse Force). Om de volgorde van km,hm,dam,m,dm,cm,mm te onthouden gebruik je de zin: Kan Het DAmetje Met De Centimeter Meten
• Geef aandacht aan de te onthouden informatie. Stel jezelf W-vragen om beter te onthouden (wie, wat, waar, wanneer, waarom, waardoor)
• Breng wat je hoort of leest in verband met iets dat je al weet;
• Gebruik je verbeelding. Visualiseer bijvoorbeeld jaartallen en bijzondere gebeurtenissen en personen bij Geschiedenis.

Slide 10 - Slide

maak opdracht 3 p. 31

Slide 11 - Slide

Wat wil jij onthouden?
- Wat vind jij lastig om te onthouden?
- Waarom is dit lastig voor je?
- Wat zou jou kunnen helpen ----------->
- Wat ga je deze week concreet 
doen om dit aan te pakken?
- growth mindset
- vastbijten in de stof
- herhalen
- overhoren
- pauzes
- hulp vragen

Slide 12 - Slide

tot slot: het geheugenpaleis

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Maak opdracht 5 in tweetallen

Slide 15 - Slide

Maak opdracht 5 in tweetallen
gebruik bijvoorbeeld alle werkwoorden op -er van C, D, E
briller, se réveiller, utiliser, bouger, lever, baisser, lancer, attraper, continuer, espérer, essayer, (se) laver, demander, s'amuser, souligner, raconter, retourner, téléphoner

Slide 16 - Slide

1. Wat vind jij lastig om te onthouden? 2. Waarom is dit lastig voor je? 3. Wat zou jou kunnen helpen 4. Wat ga je deze week concreet doen om dit aan te pakken?

Slide 17 - Open question

ELKAAR BETER LEREN KENNEN

Slide 18 - Slide

Schrijf op (over jezelf):
- je 3 gro(ots)te kwaliteiten (> zie stencil)
- drie negatieve karaktereigenschappen (zie stencil)
- twee gênante dingen die je wel eens hebt meegemaakt
- drie dingen waar je gelukkig van wordt
- drie mensen die je als voorbeeld ziet
- drie dingen die je graag zou willen leren
- drie plekken die je graag zou willen zien
timer
5:00

Slide 19 - Slide

stoelendans
stoelendans

Slide 20 - Slide

Article 3
- résumé en 5 phrases
- opinion sur l'article
- le sujet:
    - lien avec ta vie
    - qu'est-ce que tu ferais toi même (conditionnel!!)
    - ton futur + sujet

Slide 21 - Slide

FUTUR
- Qu'est-ce que tu vas faire (directement) 
après le bac? (pendant les vacances et 
après les vacances)
- Qu'est-ce que tu veux devenir ?
- Quels sont tes rêves d'avenir ?
- Tu veux déménager à ou séjourner 
dans un autre pays ?
FUTUR:
1) hele ww op -r
+
2) uitgangen van [avoir]
(-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont)

!!! stammen :
ser-, aur-, ir-, fer-, pourr-, voudr-, saur-, verr-, viendr-

Slide 22 - Slide

Tekst
n.b,

Slide 23 - Slide

cours 13

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide