Les 12 1HM2

Herhalingsles 1HM2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles 1HM2

Slide 1 - Slide

To do:
- Maak de vragen in de volgende dia's alsof het toetsvragen zijn.
- Weet je het antwoord niet? Zoek het dan eerst op in je boek. 
- Ga niet gokken!!
- Kom je er niet uit met je boek, vraag je buurman/vrouw. Kom je 
   er samen niet uit? Steek je vinger op voor hulp. 
- Maak een lijstje van de dingen die nog niet duidelijk waren.
- Succes!

Slide 2 - Slide

Hoeveel graden daalt de temperatuur als je 1000 meter omhoog gaat?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 3 - Quiz

Beschrijf hoe de seizoenen ontstaan.

Slide 4 - Open question

Als je van de Noordpool naar de Zuidpool zou lopen in welke volgorde kom je de volgende begrippen tegen?
A
Evenaar, Kreeftskeerkring, Steenbokskeerkring
B
Steenbokskeerkring, evenaar, Kreeftskeerkring
C
Kreeftskeerkring, Steenbokskeerkring, Evenaar
D
Kreeftskeerkring, Evenaar, Steenbokskeerkring

Slide 5 - Quiz

Als het noordelijk halfrond naar de zon toe staat, dan hebben wij het seizoen:
A
Zomer
B
Winter
C
Lente
D
Herfst

Slide 6 - Quiz

Waarom wordt het in Nederland niet heel koud als de wind uit het westen komt?

Slide 7 - Open question

Als de wind in Nederland van oost naar west waait, dan hebben we een:
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind

Slide 8 - Quiz

Waar is de invalshoek van de zon het grootst?
A
Noordpool
B
Nederland
C
Evenaar
D
Zuidpool

Slide 9 - Quiz

Bij een kleinere invalshoek wordt de zonnestraling over een groter oppervlak verspreid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is stijgingsneerslag?

Slide 11 - Open question

Waar komt stijgingsneerslag veel voor logischer wijs?
A
Bij de polen
B
Boven zee
C
Boven land
D
Bij de evenaar

Slide 12 - Quiz

Beschrijf hoe de atmosfeer opgewarmd word.

Slide 13 - Open question

Op de evenaar is de invalshoek van zonnestraling:
A
Klein
B
Groot

Slide 14 - Quiz

Beschrijf hoe stuwingsneerslag ontstaat.

Slide 15 - Open question

De zijde van de berg waar geen neerslag valt noemen we de:
A
Loefzijde
B
Lijzijde

Slide 16 - Quiz

Als je een afdaling van 1500 meter maakt op je ski's, hoe warm is het beneden als het boven -2 graden was?
A
-11 graden
B
9 graden
C
7 graden
D
11 graden

Slide 17 - Quiz

Waar komt het A-klimaat voor?
A
Bij de polen
B
Hoog in de bergen
C
Bij de evenaar
D
Waar wij wonen

Slide 18 - Quiz

Welke twee klimaten vallen onder het B-klimaat?
A
Tropisch & Woestijn
B
Savanne & Steppe
C
Steppe & Tropisch
D
Steppe & Woestijn

Slide 19 - Quiz

Welke factor speelt de hoofdrol in het gematigd C-klimaat?
A
De zee
B
Neerslag
C
De zon
D
Hoogteligging

Slide 20 - Quiz

Op welk halfrond vinden we het D-klimaat?
A
Noordelijk
B
Zuidelijk

Slide 21 - Quiz

Het E-klimaat komt voor op de polen, waar nog meer?
A
Nergens, alleen op de polen
B
In het binnenland van Australië
C
Heel hoog in de bergen
D
Diep in de oceaan

Slide 22 - Quiz

Welk deel van de zonnestralen bereikt en verwarmd de aarde?
A
20%
B
33%
C
50%
D
75%

Slide 23 - Quiz

Noem vier oorzaken voor temperatuurverschillen op aarde.

Slide 24 - Open question

Het ontstaan van wolken is een vorm van:
A
Verdamping
B
Neerslag
C
Regen
D
Condensatie

Slide 25 - Quiz

Welk beroep had de wetenschapper Vladimir Köppen?
A
Timmerman
B
Geograaf
C
Bioloog
D
Arts

Slide 26 - Quiz

Welke meetgegevens bepalen het klimaat?

Slide 27 - Open question

Op welke as van een klimaatgrafiek kun je de neerslag aflezen?
A
Linker verticale as
B
Horizontale as
C
Rechter verticale as

Slide 28 - Quiz

Zeestromen hebben invloed op de temperatuur aan de kust, hoe kan dit? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open question

Teken de klimaatgrafiek met de gegevens in de volgende dia.

Let op netheid en de schaalverdeling. 
Bedenk goed wat er allemaal bij moet staan en waar!

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Ga nu leren voor de toets. Gebruik eventueel het stappenplan in de volgende dia. 

Slide 32 - Slide

Stappenplan:
1. Leer de begrippen (paragraaf 14).
2. Neem de samenvattingen goed door (paragraaf 13).
3. Bekijk de figuren/afbeeldingen in alle paragrafen. Kun je uitleggen wat er afgebeeld is?
4. Oefen een aantal vragen per paragraaf in de methode.
5. Maak een mindmap waarin je begrippen aan elkaar koppeld. 
6. Leg de processen uit het boek uit aan je ouders. Loop je vast? Dan moet je daar nog even beter naar kijken. 

Slide 33 - Slide