1.2 Enzymen

Thema 1 stofwisseling in de cel
Basisstof 2: Enzymen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Thema 1 stofwisseling in de cel
Basisstof 2: Enzymen

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • herhalen bs 1 chemie in de cellen 
  • leerdoelen bs 2 Enzymen 
  • Uitleg enzymen 
  • uitleg milieu factoren 
  • Maken: 11 t/m 18
  • Afsluiten 

Slide 2 - Slide

herhalen bs 1:
Nachtlicht 
tip: gebruik je binas en/of boek

Slide 3 - Slide

Nachtlicht (blz 13) 

Bij een zomerse nachtwandeling langs het strand kun je soms de branding spectaculair blauwachtig zien oplichten (zie de afbeelding). Dit wordt veroorzaakt door zeevonk (Noctiluca scintillans, letterlijk: flitsend nachtlichtje). De eencellige zeevonk voedt zich met plankton door fagocytose (opnemen van voedingsstoffen via instulpen van het celmembraan). Het blauwe licht ontstaat als het pigment luciferine met behulp van een enzym (luciferase) wordt omgezet in oxyluciferine. Bij deze omzetting zijn zuurstof en ATP nodig. Het verschijnsel komt vooral voor als het water in beweging is.
Bioluminescentie komt veel voor bij diepzeedieren. Zij gebruiken het onder andere om prooien te lokken of om sekspartners te vinden. Een bekend voorbeeld is de diepzeehengelvis. Deze roofvis lokt prooien naar zijn bek met een soort hengel met aan het eind een bolletje lichtgevende bacteriën.

Slide 4 - Slide

Zeevonk is heterotroof.
7a) Waaruit blijkt dat?

Slide 5 - Open question

7b) Waarvoor is bij de omzetting van luciferine in oxyluciferine ATP nodig?

Slide 6 - Open question

Zeevonk
De energie voor bioluminescentie is uiteindelijk afkomstig van de zon.
8 a) Geef de energieomzettingen die plaatsvinden van zonlicht tot en met het licht van bioluminescentie.

Slide 7 - Open question

Het blauw oplichten van de branding door zeevonk komt alleen in de zomer voor.

8b) Verklaar dat.

Slide 8 - Open question

Bioluminescentie is in de evolutie minstens veertig keer onafhankelijk van elkaar ontstaan.
Vooral bij diepzeedieren komt bioluminescentie voor.
9a) Verklaar dat.

Slide 9 - Open question

9b) Leg uit hoe bioluminescentie bij zeevonk kan zijn ontstaan door een evolutionair proces.

Slide 10 - Open question

Leerdoelen bs 2 Enzymen 
  • Je kan de bouw en werking van enzymen beschrijven 
  • Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven

Slide 11 - Slide

korte herhaling 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Enzymen
Zijn altijd eiwitten

Er zijn twee soorten
- Afbrekende enzymen voor
 dissimilatie (bv bij vertering) 

- Opbouwende enzymen 
voor assimilatie (bv bij spiervorming) 

Enzymen zijn verantwoordelijk voor de stofwisselingsreacties in de cel

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

bouw enzym

Een enzym is een eiwit.
De vorm is belangrijk 
voor de taak.

Slide 17 - Slide

enzymen

Slide 18 - Slide

Enzymen
In je speeksel zit een enzym voor afbraak zetmeel, namelijk ..??.. (BINAS). 

Als deze in botsing komt met zetmeel knipt enzym zetmeel op in ..??.. (BINAS!)

Slide 19 - Slide

leerdoelen bs 2 Enzymen 
  • Je kan de bouw en werking van enzymen beschrijven 
  • Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven

Slide 20 - Slide

Wat is ook alweer een milieufactor? Leg uit met behulp van een voorbeeld.

Slide 21 - Open question

Bij hoge temperatuur gaat een enzym 'kapot'

Slide 22 - Slide

Effectiviteit van een enzym is afhankelijk van temperatuur 



Daardoor:
Minimumtemperatuur
Optimumtemperatuur
Maximumtemperatuur

Slide 23 - Slide

Invloed van temperatuur op werking enzym

Slide 24 - Slide

Effectiviteit van een enzym is afhankelijk van temperatuurpH-optimum

  • pH optimimun = pH-waarde waarbij werkzaamheid van enzym maximaal is
  • Bij verlagen van pH kunnen negatief geladen groepen een H+ opnemen en enzym destabiliseren
  • Bij verhogen van pH juist andersom

Slide 25 - Slide

Waar zou pepsine kunnen werken?
De optimale pH voor pepsine ligt bij pH 2.  
Verschillende enzymen hebben verschillende pH- optima

Slide 26 - Slide

Pepsine werkt bij een pH van 2 

Slide 27 - Slide

Maken 
opdrachten 11 t/m 18
timer
20:00

Slide 28 - Slide

Een enzym is een ...
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 29 - Quiz

Raken enzymen op?
A
Nee, ze zijn te vergelijken met een schaar
B
Ja, ze werken steeds langzamer
C
Ja, ze werken dan niet meer

Slide 30 - Quiz

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen een reactie
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 31 - Quiz

Welk enzym heeft dezelfde optimumtemperatuur als de enzymen in jouw darmen?
A
enzym A
B
enzym B

Slide 32 - Quiz

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 38 graden?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 33 - Quiz

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 34 - Quiz

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 35 - Quiz

Welke soort kan het beste tegen schommelingen van deze milieufactor (bijvoorbeeld hoeveelheid water in de bodem)?
A
soort A
B
soort B

Slide 36 - Quiz