Taalcompleet

Taalcompleet
A2 - thema 1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalcompleet
A2 - thema 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Schrijf de woorden die je niet kent in je schrift

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Grammatica

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Maak zoveel mogelijk zinnen met een tijd of een plaats

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Ik heb een mooi nieuw huis, ... ik ben heel blij.
A
en
B
want
C
maar
D
dus

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Ik wil graag een nieuwe keuken, ... ik heb geen geld.
A
en
B
want
C
maar
D
dus

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De woonkamer is ruim ... we hebben twee slaapkamers.
A
en
B
want
C
maar
D
dus

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Er is een bushalte dichtbij, ... ik ga meestal met de fiets naar mijn werk.
A
en
B
want
C
maar
D
dus

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf de woorden die je niet kent in je schrift.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bilal verkoopt een ... spiegel.
groot
grote

Slide 11 - Poll

This item has no instructions

In de kamer staat een ... kast.
grijs
grijze

Slide 12 - Poll

This item has no instructions

Ik koop het ... kleed.
wol
wollen

Slide 13 - Poll

This item has no instructions

De bank is ... .
zwart
zwarte

Slide 14 - Poll

This item has no instructions

Woorden eindigen met -lijk

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Dictee - woorden

Slide 16 - Open question

  • natuurlijk
  • duidelijk
  • makkelijk
  • belangrijk
  • hartelijk
  • smakelijk
  • moeilijk
  • dagelijks
  • heerlijk
  • eindelijk
  • vrolijk
Schrijf de woorden die je niet kent op in je schrift

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vegelijking:
mooi - mooier - mooist
groot, veel, lekker, goed, zwaar, graag, weinig, dik, vies

Slide 18 - Open question

This item has no instructions