Interview technieken en het stellen van vragen

Interviewtechnieken en het stellen van vragen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
praktijkorganisatieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Interviewtechnieken en het stellen van vragen

Slide 1 - Slide

Waaraan denk je bij het afnemen van een interview?

Slide 2 - Mind map

Het begin van een interview
  1. Bedenk vooraf wat je doel is. Wat wil je bereiken?
  2. Stel een aantal vragen op.

Slide 3 - Slide

Interviewtechnieken
Soort vragen:               gesloten vragen
                                            open vragen
LSD-techniek: 
  • L: luisteren
  • S: samenvatten
  • D: doorvragen

Slide 4 - Slide

 Interviewtechnieken
  • Luister meer dan dat je praat
  • Stel duidelijke vragen en formuleringen
  • Wees objectief
  • Wees empathisch
  • Wees enthousiast / geïnteresseerd

Slide 5 - Slide

waar moet een goede vraag aan voldoen?

Slide 6 - Mind map

Soorten vragen
Open vragen
Gesloten vragen
Suggestieve vragen
Controlevragen
Doorvragen
Dubbele vragen

Slide 7 - Slide

Bedenk een vraag waar je alleen JA of NEE kan beantwoorden!

Slide 8 - Open question

Gesloten vraag
Gesloten vragen stel je om feiten en details achter te halen.
Een gesloten vraag begint met een werkwoord, een veronderstelling of bestaat uit een keuzevraag.

Vraag met een werkwoord: Heb jij een fiets? Antwoord - Ja of Nee
Vraag met veronderstelling: Dus als ik het goed begrijp, ben je het wel eens met mijn visie?
Een keuzevraag: Zal ik contact met hem opnemen of doe jij dat?

Om duidelijk antwoord te krijgen op je hoofdvraag, moet je meer gesloten vragen stellen t.o.v. open vragen.

Slide 9 - Slide

Werkt u vanuit huis?
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quiz

Bent u tevreden met de maatregelen die genomen zijn?
A
Zeer tevreden
B
Tevreden
C
Ontevreden
D
Zeer ontevreden

Slide 11 - Quiz

Bedenk een vraag waaruit een persoon veel informatie kan geven.

Slide 12 - Open question

Open vraag
Door open vragen te stellen nodig je de persoon uit om meer informatie te geven.
Om juiste vragen te stellen kun je een ezelsbruggetje gebruiken!  Vragen met de 5W's en 1H
- Wie    - Waar     - Hoe
- Wat    - Wanneer    -Waarom

Aan welke eisen moet moet een open vraag voldoen?
- De vraag is neutraal
- Zo kort mogelijk
- Met het juiste vraagwoord
- Uitnodigend gesteld


Slide 13 - Slide

Wat voor werk doet u?

Slide 14 - Open question

Suggestieve vraag
Een suggestieve vraag bevat een mening, om naar een bepaalde richting op te sturen.

Vind jij dat Iphone 11 ook heel erg slecht is? JA/NEE

Vragen waarin een aanname besloten ligt

Ja: dan stem je met de gene in die de vraag stelt.
Nee: dan stem je indirect in met de bewering. 


Slide 15 - Slide

Wist u dat de heer Rutte de juiste stappen heeft genomen om tegen het coronavirus te strijden?
Deze vraag stuurt je een bepaalde kant op en is dus suggestief. Formuleer deze vraag opnieuw.

Slide 16 - Open question

Formuleer zelf eens een suggestieve vraag.

Slide 17 - Open question

Controlevraag
Een controlevraag wordt gesteld om er achter te komen of je het juist hebt begrepen.

Bent u het met mij eens dat u vaker uw handen wast dan voorheen?


Slide 18 - Slide

Doorvragen
Wanneer je een open vraag stelt, krijg je heel veel informatie, maar er zitten vaak verschillende onderdelen in. 

Ik houd van alle soorten kaas! Je hebt een duidelijk antwoord. 
Ik houd van kaas, maar niet van alle soorten kazen. Je hebt geen duidelijk antwoord.
Nu kun je een doorvraag stellen, van welke kazen houdt u?

Nu krijg je een duidelijk antwoord!

Bedenk vragen waar je duidelijk antwoord op kan krijgen!

Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Vraag: Wat doet u in uw vakantie?
Antwoord: Ik ga vaak naar Oostenrijk.
Welke vragen zou je kunnen stellen?

Slide 20 - Open question

Dubbelevragen
Dubbele vragen worden soms per ongeluk gebruikt. 
Je stelt in één zin twee vragen. Je krijgt dan geen duidelijk antwoord op je vraag. 

Vindt u dat de leerlingen op tijd aanwezig zijn in de les en dat ze altijd luisteren?
Je kan het beter splitsen.

Zijn de leerlingen op tijd aanwezig in de les?
Luisteren de leerlingen altijd in de les?

Zo heb je een beter beeld en is het ook makkelijker te analyseren.

Slide 21 - Slide

Aan de slag
  • Maak tweetallen 
  • Probeer van elkaar te achterhalen hoe en waar de ander het liefst zou wonen. 

Slide 22 - Slide