Gebruik van de past simple
Affirmative (bevestigend): Subject + werkwoord in de verleden tijd
Voorbeeld: She visited her grandparents last weekend.
Negative (ontkennend): Subject + did not (didn’t) + basisvorm van het werkwoord
Voorbeeld: He didn’t go to the party.
Questions (vragen): Did + subject + basisvorm van het werkwoord
Voorbeeld: Did you see that movie?