AG2 - leerdoel 1: Pasatiempos
1 / 21
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
¿Qué significa "me gusta"?
(wat betekent "me gusta"?)
(wat betekent "me gusta"?)
A
ik ben altijd...
B
mijn hobby is..
C
ik geef geld uit aan...
D
ik hou van.../ik vindt ...leuk/lekker
Slide 4 - Quiz
¿Qué le gusta a Alejandra?
Ze noemt (in de audio) 4 dingen op die ze leuk vindt.
Schrijf in het Nederlands op wat ze leuk vindt (als je ze niet alle 4 begrijpt mag je er ook 2 of 3 schrijven)
Ze noemt (in de audio) 4 dingen op die ze leuk vindt.
Schrijf in het Nederlands op wat ze leuk vindt (als je ze niet alle 4 begrijpt mag je er ook 2 of 3 schrijven)
Audio
Slide 5 - Open question
¿Qué no le gusta a Alejandra?
Ze noemt (in de audio) 4 dingen op die ze niet leuk vindt.
Schrijf in het Nederlands op wat je begrijpt (wat vindt ze niet leuk?)
Ze noemt (in de audio) 4 dingen op die ze niet leuk vindt.
Schrijf in het Nederlands op wat je begrijpt (wat vindt ze niet leuk?)
Audio
Slide 6 - Open question
Koppel audio met activiteiten :)
Dansen
Sporten
Slapen
Reizen
Tekenen
Wandelen
Gamen
Shoppen
Slide 7 - Drag question
me
te
le
nos
os
les
A mí ... gusta mucho jugar al fútbol
A ti ... gusta el guacamole
A Lucas ... gusta la música latina
A nosotras ... gusta el chocolate
A vosotros ... gusta ver series en Netflix
A ellos ... gusta quedar con amigos
Slide 8 - Drag question
¿me gusta o me gustan?
Me gusta/gustan el tenis
Me gusta/gustan el tenis
A
Me gusta
B
me gustan
Slide 9 - Quiz
¿me gusta o me gustan?
Me gusta/gustan mucho comer pizza
Me gusta/gustan mucho comer pizza
A
Me gusta
B
me gustan
Slide 10 - Quiz
¿me gusta o me gustan?
Me gusta/gustan quedar con amigos
Me gusta/gustan quedar con amigos
A
Me gusta
B
me gustan
Slide 11 - Quiz
¿me gusta o me gustan?
Me gusta/gustan los libros en inglés
Me gusta/gustan los libros en inglés
A
Me gusta
B
me gustan
Slide 12 - Quiz
Schrijf in het Spaans bij elk plaatje of je dit niet leuk, leuk of geweldig vindt. (dus 3 zinnen)
Slide 13 - Open question
¿Cuáles son tus pasatiempos?
(beantwoord de vraag in een hele zin)
(beantwoord de vraag in een hele zin)
Slide 14 - Open question
¿Qué te gusta? ¿Qué no te gusta?
(beantwoord beide vragen in hele zinnen en noem minimaal 4 dingen per vraag).
(beantwoord beide vragen in hele zinnen en noem minimaal 4 dingen per vraag).
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Yo ... (leer) todos los días.
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
A
leo
B
lee
C
leemos
D
leer
Slide 17 - Quiz
Yo ... (caminar) por la mañana y ... (correr) por la noche.
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
A
camino / corre
B
camina / corra
C
caminamos / corras
D
camino / corro
Slide 18 - Quiz
Mi amigo ... (viajar) mucho a Francia y allí ... (comer) mucho queso francés
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
vervoeg de regelmatige ww tussenhaakjes
A
viaja / come
B
viajo / como
C
viajamos / come
D
viaja / comes
Slide 19 - Quiz
Escribir: schrijf 5 zinnen over wat voor activiteiten jij doet op een dag. Gebruik 5 werkwoorden.
Bijv: Normalmente yo camino, veo la tele y como pasta.
Bijv: Normalmente yo camino, veo la tele y como pasta.
Slide 20 - Open question
Je bent klaar met de LessonUp/Leerdoel 2 (pasatiempos)! Hoe vond je het gaan? Heb je naar je gevoel het leerdoel behaald? Waarom wel/niet?
