KT1 - Nieren en urinewegen - herhaling
1 / 15
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Welke kenmerken passen bij chronische nierinsufficiëntie?
A
Nieren zijn kleiner, bloeddruk is hoog, trombocyten werken minder goed.
B
Veel plassen, vooral in de nacht. Pijnlijk gevoel met plassen.
C
Nieren zijn groter, bloeddruk is laag, trombocyten werken goed.
D
Kalium daalt, weinig plassen.
Slide 5 - Quiz
De voorurine wordt via het kapsel van Bowman opgevangen in het afvoerende nierkanaaltje
De tubulus cortortus mondt uit in de verzamelbuis
Het kapsel van Bowman vangt de afgescheiden voorurine op
De glomerulus wordt omgeven door het kapsel van Bowman. De glomerulus filtert het bloed.
Een dun eindtakje van de nierslagader bereikt het nefron
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Slide 6 - Drag question
Hoe ontstaat een pyelonefritis?
Slide 7 - Open question
Welke vorm van incontinentie past bij de volgende omschrijving?:
'Er is een plotselinge aandrang waarbij een gehele blaaslediging plaatsvindt'
'Er is een plotselinge aandrang waarbij een gehele blaaslediging plaatsvindt'
A
Stress incontinentie
B
Urge- incontinentie
C
Gemengde incontinentie
Slide 8 - Quiz
Bij welke vorm van dialyseren wordt er dialysevloeistof via een kunstmatige opening in de buikholte gebracht?
Slide 9 - Open question
Een symptoom bij glomerulonefritis is jeuk. Hoe ontstaat dit symptoom?
A
Door de ophoping van zouten in het bloed
B
Door de ophoping van afvalstoffen in het bloed
C
Door de ophoping van eiwitten in de urine
D
Door de ophoping van bloed in de urine
Slide 10 - Quiz
Kleine warming-up
Nefronen
Nierader
Nierslagader
Nierbekken
Urineleider
Niermerg
Slide 11 - Drag question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Link
Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃
