This lesson contains 33 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
SEMANA 5
Slide 1 - Slide
¡Hola chicos y chicas!
Slide 2 - Slide
¡Hola chicos y chicas!
Slide 3 - Slide
¿Qué vamos a hacer hoy?
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1. Repaso - le duele(n)
2. Extra oefening - Complete diálogo
3. Diálogo paciente-doctor
PAUSA 9.20
4. Perform diálogos
Slide 4 - Slide
¿Qué le duele?
Slide 5 - Slide
¿Qué le duele?
Slide 6 - Slide
doler
(a mí) me
(a él, ella, usted)le
Me duelen los pies
pijn doen/it hurts
duele / duelen
duele / duelen
Me duele la espalda.
Slide 7 - Slide
1. Tiene fiebre
2. Está resfriado
3. Le duelen las muelas
4. le duele la espalda
5. le duele la cabeza
6. le duele el estómago
7 le duelen los ojos
8. le duele la rodilla
Slide 8 - Slide
Está cansado/a
Tiene fiebre
Tiene gripe
Está resfriado/a
Está mareado/a
Juan está cansado (mannelijk)
Rosa está cansada (vrouwelijk)
Pablo está mareado (mannelijk)
Ana está mareada (vrouwelijk)
voorbeelden
Slide 9 - Slide
Combineer de plaatjes met de zinnen
Slide 10 - Slide
Teléfonos - Group 10
1. Yasssim
2. Kinshuk
3. Ari
4. Nawaal
5. Yulia
6. Philip
7. Maks
8. Yasana
9. Kenji
10. Kyan
11. Nedda
12. Chaymae
13. Evren
14. Yashika
15. Doea
16. Leoni
17. Yevhen
18.Melissa
Slide 11 - Slide
Teléfonos
1. Roman
2. Farihana
3. Precious
4. Abdullah
5. Louay
6. Kebba
7. Chloé
8. Nassim
9. Maia
Slide 12 - Slide
¡Hola chicos y chicas!
Slide 13 - Slide
¡Hola chicos y chicas!
Slide 14 - Slide
¿Qué vamos a hacer hoy?
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1. Repaso - le duele(n)
2. Diálogo paciente-doctor
3. Test 18 Abril
Slide 15 - Slide
Está cansado/a
Tiene fiebre
Tiene gripe
Está resfriado/a
Está mareado/a
Juan está cansado (mannelijk)
Rosa está cansada (vrouwelijk)
Pablo está mareado (mannelijk)
Ana está mareada (vrouwelijk)
voorbeelden
Slide 16 - Slide
Combineer de plaatjes met de zinnen
Slide 17 - Slide
doler
(a mí) me
(a ti)te
(a él, ella, usted)le
(a nosotros, nosotras)nos
(a vosotros, vosotras)os
(a ellos, ellas, ustedes)les
Me duelen los pies
pijn doen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
Me duele la espalda.
Slide 18 - Slide
Palabra por palabra
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Antwoorden
A. 1. a 2. d 3. c 4. b
B. 1. het hoofd = la cabeza 2. het oog = el ojo 3. de rug = la espalda 4. de voet = el pie
C. 1. A mí me duelen las piernas 3. A tí te duele el pecho. 2. A ellas les duele la tripa 4. A C. y R. les duele el brazo.
Slide 21 - Slide
Mi monstruo
Luister naar het fragment, hierin wordt een monster beschreven. Teken het monster :)
Hulpwoorden:
1. papier
2. pen / potlood
3. woordenlijst unidad 8
Mi monstruo
Slide 22 - Slide
Hoe ziet jouw tekening van het monster eruit? Upload de foto van je tekening.
Slide 23 - Open question
El verbo doler
Doler betekent: Pijn doen. Net zoals bij gustar gebruik je bij doler 2 vormen: duele en duelen.
DUELE
DUELEN
zelfstandig naamwoord enkelvoud
werkwoord
zelfstandig naamwoord meervoud
(la mano)
(escuchar)
(las manos)
(la oreja y la nariz)
Wat staat er achter doler?
Is dat enkelvoud of meervoud?
Slide 24 - Slide
(a mí)
me
duele/duelen
(a ti)
te
duele/duelen
(a él/ella/usted)
le
duele/duelen
(a nosotros)
nos
duele/duelen
(a vosotros)
os
duele/duelen
(a ellos/ellas/ustedes)
les
duele/duelen
wie heeft er pijn?
Wat doet pijn?
Het meewerkend voorwerp moet er bij.
Slide 25 - Slide
Meewerkend voorwerp + duele(n)
A mí _________ la cabeza
A vosotros _________ los pies
A tí _________ el cuello
A Juan _________ los dedos
A Carlos y María _________ la espalda
Vertaal bovenstaande zinnen naar het Nederlands
Slide 26 - Slide
ANTWOORDEN
A mí ME DUELE la cabeza
A vosotros OS DUELEN los pies
A tí TE DUELE el cuello
A Juan LE DUELEN los dedos
A Carlos y María LES DUELE la espalda
Vertaal bovenstaande zinnen naar het Nederlands
Slide 27 - Slide
ANTWOORDEN
1
4
2
3
5
Slide 28 - Slide
Getallen 1-10
Luister naar de getallen.
Werkboek blz 9 Luister en corrigeer de telefoonnummers..
Slide 29 - Slide
De maker is in Bolivia geboren. Waar ben jij geboren? Kijk op de kaart, en zoek de naam van het land in het Spaans.
Noteer of onthoud de spelling van je geboorteland in het Spaans, want dit ga je in de volgende dia invullen.
Kaart
Slide 30 - Slide
Storyboard
Je gaat samen met een klasgenoot je eigen storyboard creëren voor je eigen filmidee. Bekijk in de volgende dia de onderdelen waaraan je moet denken als je een storyboard maakt.
Kaart
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Escribe los números de 1 a 9 en tu cuaderno y, al lado de cada número, escribe la siguiente información: