Hoofdstuk 5.2 Plantaardig en dierlijk voedsel

Hoofdstuk 5.2
Plantaardig en dierlijk voedsel

Log in op de Lessonup
gebruik je eigen naam
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5.2
Plantaardig en dierlijk voedsel

Log in op de Lessonup
gebruik je eigen naam

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 5.2
Je weet wat cellulose is en welke rol het speelt bij onze vertering.
Je kan de samenstelling en de stroomrichting van de bast- en houtvaten van een plant beschrijven (zie ook 12.2).
Je weet was assimilatie is en hoe dat een rol speelt bij het maken van eiwitten.
Je kent het verschil tussen essentiële en niet-essentiële aminozuren.
Je kent de opbouw van een vetmolecuul.
Je weet het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetzuren en welke invloed zij hebben op je gezondheid.


Slide 2 - Slide

Vaatbundels

Slide 3 - Slide

Celwand plant
  • Cellulose: voedingsvezel
  • Lignine
  • Pectine: tussencelstof, plakt plantencellen aan elkaar

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Transport door de plant

Slide 7 - Slide

Voortgezette assimilatie

Slide 8 - Slide

Dissimilatie
  • Energie uit brandstoffen komt vrij door dissimilatie
  • Verbranding koolhydraten, vetten en eiwitten in mitochondriën met zuurstof
  • Deel van energie komt vrij als warmte
  • Rest van de energie opgeslagen als ATP

Slide 9 - Slide

Het omzetten van glucose naar glycogeen is;
A
Assimilatie
B
Dissimilatie
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 10 - Quiz

De vaatbundels van een plant bestaan uit houtvaten en bastvaten. De houtenvaten vervoeren ...
A
Glucose en assimilatie producten
B
Water en opgeloste mineralen
C
Glucose en dissimilatie producten
D
Water en dissimilatie producten

Slide 11 - Quiz

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen, enzymen
  • Brandstof
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Kan wel
Kan niet
gewone aminozuren maken van andere aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere aminozuren
gewone aminozuren maken van essentiële aminozuren

Slide 17 - Drag question

Welke groep bepaalt het type aminozuur?
A
De aminogroep (NH2)
B
De zuurgroep (COOH)
C
De R groep
D
Alle aminozuren zijn hetzelfde

Slide 18 - Quiz

Welke voedingsstof bevat naast C-, H-, en O- ook N-atomen?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Mineralen

Slide 19 - Quiz

Vetten
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Verzadigde en onverzadigde vetzuren

Slide 24 - Slide

Is dit een verzadigd of onverzadigd vetzuur?
A
Verzadigd
B
Onverzadigd

Slide 25 - Quiz

Vetten zijn opgebouwd uit:
A
Glucose en vetzuren
B
Glycerol en vetzuren
C
Glycerol en glucose
D
Vetzuren en aminozuren

Slide 26 - Quiz

Koolhydraten
  • Brandstof
  • Glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Voedingsvezels
  • Cellulose uit celwanden
  • Moeilijk verteerbaar
  • Goed voor stoelgang

Slide 29 - Slide

Assimilatie is...
A
opbouwen van eiwitten uit aminozuren
B
opbouwen van glycogeen uit glucose
C
opbouwen van vetten uit glycerol en 3 vetzuren
D
antwoorden A, B, en C zijn allemaal goed.

Slide 30 - Quiz

Welke reactie is assimilatie? 1) Ontstaan CO2 uit glucose. 2) Ontstaan eiwitten uit aminozuren. 3) Ontstaan glucose uit glycogeen. 4) Ontstaan ureum uit aminozuren.
A
Alleen 1 en 2
B
Alleen 2
C
Alleen 1, 2 en 3
D
1, 2, 3 en 4

Slide 31 - Quiz

Het omzetten van Glucose naar zetmeel is;
A
Dissimilatie
B
Assimilatie
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 32 - Quiz

Aan het werk met:
Lezen 146 t/m 148
5, 6, 8, 9, 10, 11, 12a+b

Slide 33 - Slide