CMW 6 - Hoofdstuk 9: Sociale (on)gelijkheid

• Cultuur -en Gedragswetenschappen
• Secundair onderwijs

Thema 4: 

Sociale wetenschappen

Hoofdstuk 9:
Sociale (on)gelijkheid

HB p. 286-339

Inleiding (p. 286)

Wat weet je nog van sociale (on)gelijkheid?

1. Structuur en cultuur

HB p. 287-288 + extra notitieblad

Herhaling: extra bundels van Antropia 3 en 4

1. Structuur en cultuur (p. 287)

Sociale structuur om het samenleven ordelijk laat verlopen: 

• Bestaat uit verzameling van geordende relaties/allerhande samenlevingsverbanden.
• Geheel van sociale verhoudingen (individuen, groepen, instituties,...)

We behoren tot verschillende groepen dus nemen verschillende sociale posities in, gekoppeld aan: 

• Sociale rollen
  
• Sociale status
  
• Rolpartners
  
• Rolgedrag
  
• Positieset
  

Opdracht 1 (p. 287)

Definieer de begrippen: 

• sociale positie
• sociale rol
• sociale status
• rolpartners
• positieset

ZIE: Antropia 4 - Hoofdstuk 4: Sociale structuur -
1. Sociale groepen - 1.1., 1.2., 1.5

Oplossing van opdracht 1 (p. 287) 

sociale positie

Oplossing van opdracht 1 (p. 287) 

sociale rol

Oplossing van opdracht 1 (p. 287) 

sociale status

Oplossing van opdracht 1 (p. 287) 

rolpartners

Oplossing van opdracht 1 (p. 287) 

positieset

1. Structuur en cultuur (p. 287)

• Hogere sociale positie = meer kans uitoefenen macht lagere sociale positie
  => Sociale positie en macht beïnvloeden sociale status
  
  
• Rangschikking sociale posities van hoog naar laag => sociale ongelijkheid
         - Objectief: ongelijke verdeling schaarse, algemeen gewaardeerde zaken (economisch,                  cultureel, sociaal kapitaal)
         - Subjectief: ongelijke waardering en behandeling mensen o.b.v. sociale positie en
            levensstijl
  
  
•  Hoe groot is de sociale ongelijkheid? Meten door mate waarin sociale mobiliteit mogelijk is.

Opdracht 2 (p. 287)

Wat betekent sociale mobiliteit?

ZIE: Antropia 4 - Hoofdstuk 4: Sociale structuur -

2. Sociale stratificatie - 2.3. Sociale mobiliteit

Oplossing van opdracht 2 (p. 287) 

sociale mobiliteit

1. Structuur en cultuur (p. 287)

Elke samenleving:

• Sociale structuur
  
• Overkoepelende cultuur => cultuurcomponenten, eigen aan die samenleving

Opdracht 3 (p. 287)

Geef een aantal voorbeelden van cultuurcomponenten.

ZIE: Antropia 4 - Hoofdstuk 3: Cultuur in breed perspectief -

2. Culturen vergelijken  - Test jezelf, opdracht 2

Oplossing van opdracht 3 (p. 287) 

cultuurcomponenten

1. Structuur en cultuur (p. 287)

Binnen de overkoepelende cultuur: verschillende variaties

• Kunnen zich heel miniem tot heel extreem onderscheiden 
• Al dan niet duidelijk aanwezig
• Twee soorten
  - Subculturen
  - Tegenculturen

Opdracht 4 (p. 288)

Wat is het verschil tussen sub- en tegenculturen?

ZIE: Antropia 4  - Hoofdstuk 3: Cultuur in breed perspectief - 1. Cultuur in de diepte - 1.1., 1.2., 1.3.

Oplossing van opdracht 4 (p. 288) 

subculturen

tegenculturen

1. Structuur en cultuur (p. 288)

Socialisatie  = het aanleren van hoe we ons moeten gedragen in de sociale posities

• Levenslang proces
• Drie soorten:
   - Primaire socialisatie
   - Secundaire socialisatie
   - Tertiaire socialisatie

Opdracht 5 (p. 288)

Geef een uitgebreide definitie van socialisatie.

ZIE: Antropia 3 - Hoofdstuk 8: Socialisatie - 3. Socialisatie 

Oplossing van opdracht 5 (p. 288) 

socialisatie 

Oplossing van opdracht 5 (p. 288) 

socialisatie 

Het levenslange proces waarbij we de waarden, normen, gewoonten, kennis en vaardigheden krijgen aangeleerd, om zo te kunnen functioneren in de groep of de gemeenschap waartoe we behoren.

Opdracht 6 (p. 288)

Geef een voorbeeld van primaire socialisatie.

ZIE Antropia 3 - Hoofdstuk 8: Socialisatie - 3. Socialisatie - 3.1.

Oplossing van opdracht 6 (p. 288) 

voorbeeld van primaire socialisatie

Opdracht 6 (p. 288)

Geef een voorbeeld van secundaire socialisatie.

ZIE Antropia 3 - Hoofdstuk 8: Socialisatie - 3. Socialisatie - 3.2.

Oplossing van opdracht 6 (p. 288) 

voorbeeld van secundaire socialisatie

Opdracht 6 (p. 288)

Geef een voorbeeld van tertiaire socialisatie.

ZIE Antropia 3 - Hoofdstuk 8: Socialisatie - 3. Socialisatie - 3.3.

Oplossing van opdracht 6 (p. 288) 

voorbeeld van tertiaire socialisatie

Opdracht 7 (p. 288)

Bekijk het fragment en beantwoord de vragen op een blad papier. 

a. Welke sociale posities komen in het fragment aan bod?

b. Waaruit bestaat de positieset van Kamal Kharmach?

c. Wie zijn de rolpartners van Kamal?

d. Geef een voorbeeld van een sociale rol bij één van de sociale posities van Kamal.

e. Waaruit bestaat het rolgedrag van de leerlingen?

f. Illustreer een aantal cultuurcomponenten van de cultuur van Jaspinder en Görkem.

g. Welke criteria zorgen voor ongelijkheid tussen de jongeren?

h. Toon aan dat er sprake is van sociale mobiliteit bij Kamal.

onderwijs.hetarchief.be

Oplossing van opdracht 7 (p. 288) 

Wat weet je al van sociale (on)gelijkheid?