2 .11 Woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Woordenschat

Woordenschat blok 2

blz: 80

Deze les

Leerdoelen bespreken 

Nieuwe woorden woordenschat/ uitdrukkingen

Opdrachten maken

Leerdoelen

-begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden

-begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit de leestekst

Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik

LETTERLIJK

precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK

er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles

LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles

FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Figuurlijk taalgebruik

Woordenboek

Als je een uitdrukking niet begrijpt, kan je het opzoeken in een woordenboek.

Zoek dan bij het belangrijkste woord in het woordenboek.

De appel valt niet ver van de boom

Betekent dat kinderen, wat betreft het karakter, op de ouders lijken.

Blind vertrouwen op iemand

bij 'blind vertrouwen' wordt de mogelijkheid dat iemand je toch in de steek zal laten over het hoofd gezien.

Brood op de plank hebben

brood op de plank hebben en je brood verdienen hebben dezelfde betekenis als de kost verdienen

Een kat in de zak kopen

Iets kopen wat erg tegenvalt of heel snel kapotgaat', 'een miskoop doen'.

1 toeneemt (toenemen) 

2 heeft behoefte aan (behoefte hebben aan) 

3 vertonen

4 past toe (toepassen) 

5 afnemen

6 ontwijkt (ontwijken)

7 slechts

8 tevens

9 compleet

10 deels

           Woordenschat blz: 80

Opdracht 1

Maak opdracht 

1, 2, 3 en 4

blz: 80 t/m 82

Extra woorden woordenschat

blijkt

zijn sociaal

beweerd

experiment

deelnemen aan

bewust

aansporen

gesteund

in de gaten had

Blijkt

als iets duidelijk wordt

Uit onderzoek blijkt dat de verdachte onschuldig is.

Zijn sociaal

hebben gevoel voor andere mensen

Jij gedraagt je sociaal.

Beweert

gezegd dat het zo is

Dat beweert hij nou wel, maar ik geloof er niets van.

Experiment

proef om iets uit te proberen

Het bakken van deze cake was een experiment.

Deelnemen aan

meedoen aan iets

Hij neemt met zijn hele team deel aan het voetbaltoernooi.

Bewust

als je heel goed weet dat je het doet, met opzet

Ik sla dit hoofdstuk bewust over, omdat ik weet dat je er niets van leert.

Aansporen

proberen iemand zijn best te laten doen

Iemand aansporen om geld te geven aan het goede doel.

Gesteund

geholpen

Ik steun al jaren het goede doel.

In de gaten had

merkte, doorhad

Ik heb heel goed in de gaten waar jij mee bezig bent.

Aan de slag

Hoofdstuk 2

Figuurlijk taalgebruik - Woordenschat

Maak opdracht 1-6