leefomgeving eindoefening

leefomgeving eindoefening
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

leefomgeving eindoefening

Slide 1 - Slide

Welk proces past het beste bij de stedelijke ontwikkeling van veel Nederlandse steden op dit moment?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 2 - Quiz

De afbeelding past het beste bij.....
A
Smart City
B
Sustainable City
C
Duurzame Stad
D
Stedelijk Netwerk

Slide 3 - Quiz

Circulaire Economie
A
Een Economie waar alles in een circulatie loopt
B
Een Economie waar veel grondstoffen worden hergebruikt.
C
Een economie waar afval belangrijk is
D
Een economie waar alle grondstoffen heel belangrijk zijn

Slide 4 - Quiz

De reikwijdte van de Ikea is
A
groter dan die van een bakker
B
kleiner dan die van een bakker
C
ongeveer gelijk aan die van een bakker

Slide 5 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze foto?
A
duurzame stad
B
smart city
C
sustainable city
D
creatieve stad

Slide 6 - Quiz

Wat zijn grootstedelijke functies
A
Dit is een plaats met meer dan 50.000 inwoners, een hoge bevolkingsdichtheid en veel grootstedelijke functies.
B
Mensen vertrekken uit de stad om op het omliggende platteland te gaan wonen.
C
Iemand die op een andere plek woont dan hij werkt en elke dag op en neer reist.
D
Taken die een stad heeft voor zijn inwoners en de omgeving van de stad, zoals wonen, werken, vervoer en voorzieningen.

Slide 7 - Quiz

Wat is géén grootstedelijke functie?
A
Een bioscoop
B
Een ziekenhuis
C
Een basisschool
D
Een Universiteit

Slide 8 - Quiz

Wat is reikwijdte?
A
Afstand tot voorzieningen
B
Afstand die klanten willen afleggen voor de voorzieningen
C
Hoe ver weg de klanten wonen
D
Het gebied waar de voorziening verantwoordelijk voor is

Slide 9 - Quiz

Over welk soort vervuiling spreken we bij windmolenparken?
A
Luchtvervuiling
B
Milieuvervuiling
C
Landschapsvervuiling
D
Watervervuiling

Slide 10 - Quiz

Een stad waar slimme technologie centraal staat heet
A
Creatieve stad
B
smart city
C
duurzame stad

Slide 11 - Quiz

Wat hoort niet bij een duurzame stad?
A
aardwarmte
B
meer asfalt
C
flexibel inrichten van gebouwen
D
energieneutraal

Slide 12 - Quiz

Verzorgingsgebieden in het westen van Nederland zijn kleiner dan verzorgingsgebieden in het noorden van Nederland. Hoe komt dat?

Slide 13 - Open question

Vanaf 1990 is er sprake van re-urbanisatie.

Leg uit deze re-urbanisatie met het voorzieningenniveau te maken heeft.
timer
3:00

Slide 14 - Open question

Hoe kun je het effect van een sciencepark op de economie van een stad meten?
A
Hoeveel mensen in het sciencepark werken.
B
Aandeel beroepen in de creatieve sector van de stad.
C
Het type bedrijven dat zich vestigt in het park.
D
Aandeel in de groei van de stadseconomie.

Slide 15 - Quiz

Een sciencepark tref
je meestal aan in
de buurt van een ...
A
grote stad
B
universiteit
C
snelweg
D
industrieterrein

Slide 16 - Quiz

Waarom willen bedrijven graag bij elkaar zitten op een sciencepark?

Slide 17 - Open question

Wat is gentrification?
A
Het proces waarbij verschillende mensen meer gaan samenwerken.
B
Het proces van sanering en nieuwbouw
C
Het proces waarbij mensen met een hoger inkomen in een armere wijk komen wonen.
D
Het opknappen van een wijk

Slide 18 - Quiz

Wat is een voordeel van stadsvernieuwing?
A
Er worden geen huurhuizen gebouwd.
B
In de nieuwe woningen komen alleen inwoners van buiten de wijk.
C
De winkels in de wijk gaan dicht.
D
Voor de oude huizen komen betaalbare, nieuwe woningen terug.

Slide 19 - Quiz

Leidsche Rijn is een VINEX-Locatie.
Noem twee ruimtelijke kenmerken van Vinexlocaties.

Slide 20 - Open question

Wat is een nadeel van gentrificatie?

Slide 21 - Open question

Wat is geen nadeel van stadsvernieuwing?
A
De overlast van slopen en bouwen duurt meestal een aantal jaren.
B
Er zijn verkeersomleidingen door de bouw.
C
Inwoners moeten verhuizen.
D
Voor de oude woningen komen betaalbare nieuwe huizen terug.

Slide 22 - Quiz

Het groeikernen beleid had als doel
A
de suburbanisatie te stoppen
B
voorkomen dat het platteland helemaal werd volgebouwd
C
de suburbanisatie te bevorderen
D
re-urbanisatie op gang te brengen

Slide 23 - Quiz

Wat is herstructurering?
A
Een wijk die na 1995 is gebouwd in opdracht van de overheid.
B
Het opknappen van bestaande gebouwen.
C
Het bouwen van nieuwe woningen binnen bestaande bebouwing.
D
Het opknappen en vernieuwen van verouderde gebieden in een stad.

Slide 24 - Quiz

Herstructurering beoogt
A
Een betere woonomgeving.
B
Inwoners uit een anders economische klasse.
C
Modernere/betere huizen voor de bewoners.
D
Meer ruimte voor parkeren in de voorheen nauwe straten.

Slide 25 - Quiz


A
Bewonerskenmerk
B
Buurtprofiel
C
Buurtvoorziening
D
Woningkenmerk

Slide 26 - Quiz

Welke bewoners- en woningkenmerken uit het buurtprofiel passen bij de wijk op de foto?
A
relatief veel koopwoningen, goede staat van onderhoud, relatief hoge inkomens,
B
veel sociale huurwoningen, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage eengezinswoningen
C
veel sociale huurwoningen, hoog percentage inwoners met een migratieachtergrond, slechte staat van onderhoud
D
relatief lage inkomens, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage inwoners met een westerse migratieachtergrond

Slide 27 - Quiz

Wat is subjectieve veiligheid?
A
ik erger me niet aan vandalisme
B
de gemeente snoeit de struiken voor de veiligheid
C
er worden hier 50 fietsen per week gestolen
D
de stoeptegels worden regelmatig rechtgelegd

Slide 28 - Quiz

'Vorig jaar zijn in wijk X 44 aangiften gedaan van autodiefstal. Het gaat hier om...
A
Subjectieve veiligheid
B
Objectieve veiligheid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 29 - Quiz

Om de leefbaarheid te verbeteren wordt er soms gekozen voor het neerzetten van extra lantaarnpalen.

Vergroot dit vooral de objectieve of subjectieve veiligheid?
A
objectieve
B
subjectieve

Slide 30 - Quiz

renovatie
vinex-wijk
nieuwbouw
saneren
opvullen
wooncapaciteit sijgt
oude wijk
afname woningdichtheid
nieuwbouw
Randstad
besparing open ruimte
aanpassen
Huur stijgt

Slide 31 - Drag question

Sociale cohesie is
A
De samenhang tussen mensen
B
De manier waarop mensen naar armoede kijken
C
De verschillen tussen groepen
D
De bevolkingsdichtheid in een stad

Slide 32 - Quiz