Domein meten en meetkunde leerdoel 5

Leerdoel 5
Ik weet wat de begrippen omtrek en oppervlakte betekenen en ik kan de omtrek en oppervlakte van een figuur uitrekenen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
PraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoel 5
Ik weet wat de begrippen omtrek en oppervlakte betekenen en ik kan de omtrek en oppervlakte van een figuur uitrekenen

Slide 1 - Slide

Omtrek,
welke berekening is dat?

Slide 2 - Mind map

Oppervlakte,
welke berekening is dat?

Slide 3 - Mind map

Omtrek
Dit weiland is mooi rechthoekig. 200 meter lang en 100 meter breed.

Als je een hek om dit weiland zet, hoe lang is het totale hek dan?

A
200 x 100 = 20.000 meter
B
20+20+10+10= 60 meter
C
200 + 200 + 100 + 100 = 600 meter
D
200 + 200 + 100 + 100= 600 cm

Slide 4 - Quiz

Hoeveel cm touw heb je nodig voor de omtrek?
A
14 cm
B
8 cm
C
22 cm
D
2,2 cm

Slide 5 - Quiz

Oppervlakte
Dit weiland heeft een lengte van 200 meter en een breedte van 100 meter.
Hoe groot is het stuk grond? Het is de bedoeling dat je de oppervlakte van het weiland berekent
A
De oppervlakte van het weiland is 10 x 20 m2. Dat is 20.00 m2
B
200 + 200 + 100 + 100 = 600 meter
C
De oppervlakte van het weiland is 1000 x 2000 m2. Dat is 200.000 m2
D
De oppervlakte van het weiland is 100 x 200 m2. Dat is 20.000 m2.

Slide 6 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de wei waarin de koeien staan?
A
16 cm
B
1,5 cm
C
15 cm
D
1,6 cm

Slide 7 - Quiz

Wat is de omtrek van de tafel?

Slide 8 - Open question

Wat is de oppervlakte van de tafel?

Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question

Wat is de omtrek?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video