Begrippen Mens en Zorg blok 6

• Gezondheidzorg & Welzijn
• Voortgezet speciaal onderwijs

Begrippen Mens & Zorg

Blok 6 

doe de quiz en schrijf de juiste betekenis op jouw begrippenlijst

Gezondheidscentrum

1. Speelpaleis voor kinderen
2. Gebouw waar alleen de huisarts zit
3. Gebouw waar meerdere soorten zorg te krijgen zijn
4. Gebouw waar je kan winkelen

Praktijkondersteuner

1. Iemand die helpt en begeleidt in de praktijk
2. Iemand die de telefoon opneemt in de praktijk
3. Iemand die de hele praktijk schoonmaakt
4. Iemand die niks doet in de praktijk

Spoedgeval

1. Spoed
2. Geval
3. Niks ernstigs
4. Noodgeval

Persoonlijke verzorging

1. Lekker makeuppen
2. De verzorging van jezelf
3. Slecht eten
4. Relaxen

Verpleegtechnische handeling

1. Werkzaamheden van de dokter
2. Werkzaamheden van de docent
3. Werkzaamheden van een verpleegkundige
4. Werkzaamheden van een helpende

Bloeddruk

1. Druk van het bloed in de slagaderen
2. Druk van het bloed in de aderen
3. Druk van het bloed in je hersenen
4. Druk van het bloed in je organen

Urine

1. Poep
2. Plas
3. Eten
4. Drinken

Blaasontsteking

1. Een overgroei aan bacteriën in de blaas
2. Heel veel plassen

Hoornagels

1. Dunne nagelplaat
2. Verdikte nagelplaat
3. Normale nagelplaat

Ingegroeide nagel

1. Nagel die uit de huid groeit
2. Nagel die in de huid groeit

Contra-Indicatie

1. Een behandeling of onderzoek wordt niet uitgevoerd
2. Een behandeling of onderzoek wordt juist wel uitgevoerd
3. Geen reden voor uitstel
4. Dit betekend niks in de zorg

EPD

1. Engels papier dossier
2. Eerst polijsten
3. Elektronisch patiënten dossier
4. Elektronisch papieren dossier

ZIS

1. Ziekenhuisinformatiesysteem
2. Ziek is super
3. Ziekenhuis installatie

Zorgtechnologie

1. techniek die wordt ingezet om de kwaliteit te verzwaren
2. techniek die wordt ingezet om de kwaliteit te verbeteren
3. techniek alleen voor jongeren in de zorg
4. techniek alleen voor ouderen in de zorg

Domotica

1. Elektronische of digitale hulpmiddelen voor thuis
2. elektronische hulpmiddelen voor thuis
3. digitale hulpmiddelen in het ziekenhuis
4. alle ADL hulpmiddelen voor thuis

Residentiele jeugdzorgvoorziening

1. hier verblijven ouderen die niet meer zelfstandig wonen
2. hier blijven jongeren die niet meer zelfstandig wonen
3. hier verblijven jongeren dag en nacht buiten hun eigen omgeving
4. jongeren mogen hierbij de instelling niet verlaten

kneuzing

1. een lichaamsdeel is gebroken
2. een lichaamsdeel raakt bekneld

Botbreuk

1. een bot is voor een deel of geheel gebroken
2. een bot is voor een gedeelte gebroken
3. een bot is in zijn geheel gebroken

Ontwrichting

1. er zit een scheurtje in je bot
2. er zit een scheurtje in je spier
3. Twee bot uiteinden zijn van elkaar verschoven

Open botbreuk

1. Je hebt een botbreuk en deze is zichtbaar door een open wond
2. je hebt een botbreuk veroorzaakt door een wond

Medicijn

1. alle groenten die wij dagelijks eten
2. is een geneesmiddel
3. is een vitamine pil
4. wordt alleen gegeven door een (huis) arts

gebruiksaanwijzing

1. een voorschrift waarin staat hoe je het moet gebruiken
2. een voorschrift waarin staat waar je het kunt kopen
3. hierin staat beschreven wanneer je het moet vervangen

Oraal

1. Medicijnen via de Anus
2. medicijnen via de huid
3. medicijnen via een spuit
4. Medicijnen via de Mond

subcutaan

1. Medicijn door middel van een spuit in de huid
2. medicijn door middel van een spuit onder de huid
3. medicijn door middel van een spuit in je spieren
4. medicijnen innemen via de longen

intramusculair

1. Medicijn door middel van een spuit in de huid
2. medicijn door middel van een spuit onder de huid
3. medicijn door middel van een spuit in je spieren
4. medicijnen innemen via de longen

Intraveneus

1. Medicijn door middel van een spuit in de huid
2. medicijn door middel van een spuit onder de huid
3. medicijn door middel van een spuit in je spieren
4. medicijnen innemen via de longen

Dermaal

1. Medicijnen via de longen
2. medicijnen via de huid
3. medicijnen via de anus
4. medicijnen via de mond

inhalatie

1. Medicijnen via de longen
2. medicijnen via de huid
3. medicijnen via de anus
4. medicijnen via de mond

Rectaal

1. Medicijnen via de longen
2. medicijnen via de huid
3. medicijnen via de anus
4. medicijnen via de mond

Diabetes mellitus

1. ziekte waarbij de alvleesklier te weinig insuline aanmaakt
2. Ziekte waarbij je spieren langzaam zwakker worden
3. ziekte waarbij je botte brozer worden (minder sterk)
4. Ziekte waarbij de lever te weinig insuline aanmaakt

Insuline

1. Hormoon dat de temperatuur regelt
2. Hormoon dat de lichaamsgroei regelt
3. Hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt

Insuline

1. Hormoon dat de temperatuur regelt
2. Hormoon dat de lichaamsgroei regelt
3. Hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt

heb je alle begrippen overgenomen?