311

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Zoek je plek.        

Pak je

spullen

Lees in je 

leesboek

Deze les:

- Lezen

- Planning

- HW nakijken

Verder met 3.4

- Energieverbruik berekenen (op twee manieren)

Opdrachten maken

Afronden

5 min

2 min

5 min

10 min

10 min

3 min

Lezen

week 3	verder met 3.3	verder met 3.3
week 4	afmaken 3.3	start 3.4
week 5	verder met 3.4	[uitval]
week 6	[project]	PO voorbereiden
week 7	TOETSWEEK (PO)	TOETSWEEK (PO)
week 8	Vakantie	Vakantie
week 9	3.4 Afmaken	H3 Samenvatten
week 10	Oefentoets	Toets H3 (3.1 t/m 3.4)

Antwoord 51a

• Gegevens:
  I = 0,5 A
  P = 12 W
  
• Gevraagd:
  U = ?
• Formule:
  U = P / I
• Berekening:
  U = 12 / 0,5 = 24
  
• Antwoord:
  U = 24 V

​U⋅I​​P​​

Antwoord 51b

• Gegevens:
  U = 6 V
  P = 5 W
  
• Gevraagd:
  I = ?
• Formule:
  I = P / U
• Berekening:
  I = 5 / 6 = 0,833333
  
• Antwoord:
  I = 0,83 A

​U⋅I​​P​​

Antwoord 52a

• Gegevens:
  U = 48 V
  P = 2,4 kW = 2400 W
  
• Gevraagd:
  I = ?
• Formule:
  I = P / U
• Berekening:
  I = 2400 / 48 = 50
  
• Antwoord:
  I = 50 A

​U⋅I​​P​​

Antwoord 55

• Gegevens:
  U = 500 V
  I = 120 A 
  
• Gevraagd:
  P = ?
• Formule:
  P = U x I
• Berekening:
  P = 500 x 120 = 60 000
  
• Antwoord:
  P = 60000 W

​U⋅I​​P​​

Meterkast

In de meterkast wordt de elektriciteit 

van de hoofdkabel opgesplitst in 

verschillende groepen.

Je vindt er drie dingen: zekeringen, 

de aardlekschakelaar, en de 

kWh-meter.

Eerder: Vermogen

Het vermogen van een apparaat geeft 

aan hoe snel het energie verbruikt.

P=U⋅I

​U⋅I​​P​​

P is het vermogen in Watt (W)

U is de spanning in volt (V)

I is de stroomsterkte in ampère (A)

Vermogen...

.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.

Vermogen...

.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.

vermogen=​tijd​​energie​​

Vermogen...

.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.

vermogen=​tijd​​energie​​

P=​t​​E​​

Elektrische energie

P=​t​​E​​

P is het elektrische vermogen in watt (W)

E is de elektrische energie in joule (J)

t is de tijd in seconde (s)

​P⋅t​​E​​

Voorbeeld 

Een elektrische kachel
met een vermogen van
3000 W staat 1,5 uur aan.

Hoeveel energie heeft
de kachel verbruikt?

​P⋅t​​E​​

• Gegevens:
  P = 3000 W
  t = 1,5 uur = 90 min = 5400 s
  
• Gevraagd:
  E = ?
• Formule:
  E = P x t
• Berekening:
  E = 3000 x 5400 = 16200000
  
• Antwoord:
  E = 16 200 000 J

Elektrische energie

P=​t​​E​​

P is het elektrische vermogen in watt (W)

E is de elektrische energie in joule (J)

t is de tijd in seconde (s)

​P⋅t​​E​​

P is het elektrische vermogen in kilowatt (kW)

E is de elektrische energie in kilowattuur (kWh)

t is de tijd in uur (h)

OF

Voorbeeld 

Een elektrische kachel
met een vermogen van
3000 W staat 1,5 uur aan.

Hoeveel energie heeft
de kachel verbruikt?

​P⋅t​​E​​

• Gegevens:
  P = 3000 W = 3 kW
  t = 1,5 uur 
  
• Gevraagd:
  E = ?
• Formule:
  E = P x t
• Berekening:
  E = 3 x 1,5 = 4,5
  
• Antwoord:
  E = 4,5 kWh

Elektrische energie

P=​t​​E​​

P is het elektrische vermogen in watt (W)

E is de elektrische energie in joule (J)

t is de tijd in seconde (s)

​P⋅t​​E​​

P is het elektrische vermogen in kilowatt (kW)

E is de elektrische energie in kilowattuur (kWh)

t is de tijd in uur (h)

OF

Aan de slag

Maak opdracht 50

Maak opdracht 53

We sluiten de les af over:

Klaar? maak 64

Huiswerk:

 opdracht 50 en 53