What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
05-10
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Das Programm
Grammatik
: Der- und Ein-Gruppe + voorzetsels
ÜBEN
Hausaufgaben
Slide 2 - Slide
der-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV.
1e
De
r
di
e
da
s
di
e
3e
de
m
de
r
de
m
de
n
+-n
4e
de
n
di
e
da
s
di
e
der-gruppe: dies-, jed-, welch-,.....
Slide 3 - Slide
dies -
jed-
manch -
welch-
solch -
all-
deze/dit
elke
sommige
welke
zulke
alle
Slide 4 - Slide
ein-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV.
1e
ein
ein
e
ein
kein
e
3e
eine
m
eine
r
eine
m
keine
n
+-n
4e
eine
n
ein
e
ein
kein
e
ein-Gruppe: mein-, dein-, sein-,......
Slide 5 - Slide
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer/eur-
ihr-
Ihr-
mijn
jouw, je
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Staat er een voorzetsel in, ja-> 3e of 4e naamval?
Nee->
Heb ik te maken met onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp ?
Is het zelfstandignaamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Slide 8 - Slide
Ontleden en invullen
Mijn zus geeft mijn moeder een cadeau.
- Mein.... Schwester gab mein.... Mutter ein.... Geschenk (s).
Ik ga op vakantie met mijn vrienden.
- Ich fahre mit mein.... Freunde.... in Urlaub.
Slide 9 - Slide
Ich habe ein.... Auto (s) gestohlen
A
ein
B
einen
C
einem
D
eine
Slide 10 - Quiz
Ich gab mein... Schwester ein Buch.
A
meine
B
meinem
C
meiner
D
meinen
Slide 11 - Quiz
Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen
Slide 12 - Quiz
Ich sehe d... Mann.
A
dem
B
der
C
den
Slide 13 - Quiz
Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem
Slide 14 - Quiz
Sie schenkt ihr... Schwester Blumen
A
ihrer
B
ihre
C
ihrem
D
ihren
Slide 15 - Quiz
D... Kind lacht.
A
das
B
den
C
dem
D
der
Slide 16 - Quiz
D... Mann liest d... Buch.
A
der, dem
B
den, das
C
der, den
D
der, das
Slide 17 - Quiz
Er schreibt sein... Freund.
A
seinem
B
seinen
C
seiner
D
sein
Slide 18 - Quiz
Üben/Hausaufgaben
Seite 43 + 44: Aufgaben 9, 10, 11, 12
Seite 45: Aufgabe 14
Als je het nog niet af had van 3 lessen geleden: Aufgaben 10, 12, 16, 17 (ab Seite 21) ->
Volgende week controle
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Naamvallen
11 days ago
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Naamvallen
November 2023
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Naamvallen
19 days ago
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Naamvallen
June 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Kapitel 4 "Grammatik"
April 2023
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Naamvallen
March 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Naamvallen
December 2023
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kapitel 4 "Grammatik"
March 2021
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3