4.6 en 4.8 (havo 2)

planning
  • proefwerk thema 3 nog steeds niet kunnen bespreken
  • HW-controle (+ straf)
  • uitleg 4.6 en 4.8
  •  huiswerk opgeven (+ PW inplannen)
  •  aan de slag met opdrachten
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

planning
  • proefwerk thema 3 nog steeds niet kunnen bespreken
  • HW-controle (+ straf)
  • uitleg 4.6 en 4.8
  •  huiswerk opgeven (+ PW inplannen)
  •  aan de slag met opdrachten

Slide 1 - Slide

Thema 4 Voortplanting

Slide 2 - Slide

log in op deze lessonup

Slide 3 - Slide

Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak (zie boven).
secundaire geslachtskenmerken
jongen
secundaire geslachtskenmerken
beiden
secundaire geslachtskenmerken
meisje
borsten
groeispurt
baard in de keel
bredere heupen
okselhaar
gespierdere lichaamsbouw
schaamhaar
gezichtsbeharing
volgroeien schaamlippen

Slide 4 - Drag question

Hieronder zie je een schematische tekening van het voortplantingsstelsel van de vrouw. 
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.

timer
1:00
Vagina
Urineblaas
Urinebuis
Eileider
Baarmoeder
Eierstok

Slide 5 - Drag question

23) In de afbeelding zie je het voortplantingsstelsel van de man. De organen zijn met een letter aangegeven. Welke letter geeft de bijbal aan? En welke letter de Prostaat?
Prostaat
P
Q
S
T
R
U
Bijbal

Slide 6 - Drag question

Welke cellen zijn de geslachtscellen?
A
Bacteriën
B
Lichaamscellen
C
Eicel + zaadcel
D
Hersencellen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel (eicel/zaadcel)?
A
32
B
23
C
46
D
48

Slide 8 - Quiz

Lees de tekst ‘Onvruchtbare muizen’.

Een EICEL / ZAADCEL bevat het meeste reservevoedsel:
A
Eicel
B
Zaadcel

Slide 9 - Quiz

Wat is geen functie van seksualiteit?
A
Lustbeleving
B
Verwachting
C
Intimiteit
D
Voortplanting

Slide 10 - Quiz

Gender is
A
Het geslacht waarmee je jezelf identificeert
B
Je biologische geslacht

Slide 11 - Quiz

Een meisje wat transgender is ..
A
voelt zich meisje, maar haar lichaam past niet bij haar
B
voelt zich jongen, maar het lichaam past bij haar
C
voelt zich jongen en het lichaam past niet bij haar
D
voelt zich meisje, en voelt zich thuis in haar lichaam

Slide 12 - Quiz

Hoe kun je wensen en grenzen bewaken en respecteren in een seksuele relatie?
A
Door altijd toe te geven aan de wensen van je partner, zelfs als je er niet comfortabel mee bent.
B
Door je eigen wensen en grenzen op te dringen aan je partner.
C
Door geen duidelijke grenzen te stellen en te vertrouwen op de intuïtie van je partner.
D
Door open en eerlijk te communiceren, consent te geven op basis van vrijheid, omkeerbaarheid, informatie, enthousiasme en specificiteit.

Slide 13 - Quiz

In een (seksuele) relatie zijn de wensen van de ander altijd belangrijker.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Porno geeft een goed beeld van een seksuele relatie.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel beschermt je tegen SOA's?
A
de pil
B
condoom
C
spiraaltje
D
pessarium

Slide 16 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel is erg makkelijk verkrijgbaar?
A
de pil
B
condoom
C
spiraaltje
D
pessarium

Slide 17 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel zorgt er voor dat er geen eisprong plaats vindt?
A
de pil
B
condoom
C
vrouwencondoom
D
pessarium

Slide 18 - Quiz

Wat is de EERSTE noodmaatregel die je kunt nemen bij een ongewenste zwangerschap?
A
Abortus
B
Zuigcurretage
C
Abortus Pil
D
Morning After Pil

Slide 19 - Quiz

Welke noodmaatregel kan iemand nemen die drie weken zwanger is?
A
Morning-afterpil
B
Directe abortus
C
Abortus met bedenktijd
D
Abortus zonder bedenktijd

Slide 20 - Quiz

chromebook dicht
Basisstof 6 Zwangerschap

Slide 21 - Slide

Leerdoel
4.6
  • Ik kan beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt.
  • Ik kan beschrijven hoe een zwangerschap verloopt.
  • Ik kan uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.

4.8
  • Ik kan beschrijven hoe een bevalling verloopt.

Slide 22 - Slide

Bevruchting
  •  De bevruchting van een eicel door een zaadcel vindt plaats in een eileider
  • Bij bevruchting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.                                                                              

Slide 23 - Slide

Beginnende baby

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Innesteling


  • bevruchte eicel deelt zich
  • klompje cellen wordt via eileider vervoert naar baarmoeder
  • zet zich vast in slijmvlies baarmoeder--> er vindt geen menstruatie plaats
  • vrouw is zwanger
  • innesteling 5 tot 7 dagen na ovulatie
  • klompje cellen groeit uit tot kind --> na ongeveer 38 weken: geboorte

Slide 26 - Slide

Zwangerschap
  • eerste 6 weken; embryo --> voeding via baarmoederslijmvlies
  • vanaf 8e week tot geboorte: foetus -->  voeding via placenta/moederkoek
  • placenta is speciaal deel baarmoederwand:  hierin stroomt bloed in bloedvaten embryo vlak langs bloed van moeder
  • hierdoor kunnen stoffen uitgewisseld worden (zuurstof en CO2, voedingsstoffen en afvalstoffen)
  • bloed van moeder stroomt niet door embryo!!!!
  • embryo is via navelstreng verbonden met placenta

Slide 27 - Slide

Foetus
  • om foetus liggen 2 vruchtvliezen
  • daar binnen: vruchtwater
  • bescherming tegen stoten,                                                uitdroging  en wisseling temperatuur
  • baby kan zich hierin bewegen

Slide 28 - Slide

Echografie en prenataal onderzoek
  • +/-  10 weken een echo (geluidsgolven): bepaling hoeveel weken zwanger en berekening geboorte 
  • Prenataal onderzoek = tests op aangeboren afwijking, erfelijke ziekte of geslacht (niet verplicht)
  • 9-14 wkn: combinatietest: test syndroom van Down
  • na 11 wkn: NIPT (niet invasieve prenatale test)--> DNA onderzoek via bloed van de moeder (daarin zit beetje DNA van de placenta) op erfelijke ziekten
  • na 20 wkn: 20-wekenecho --> onderzoek afwijkingen hart, hersenen, organen, ledematen en geslacht
  • pretecho: mogelijkheid 3D echo van de foetus

Slide 29 - Slide

4.8 Geboorte

Slide 30 - Slide

3 fasen
De geboorte bestaat 
uit 3 fasen:

1 = De ontsluiting
2 = De uitdrijving
3 = De nageboorte

Slide 31 - Slide

fase 1
De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten. 

Slide 32 - Slide

fase 2
De uitdrijving
  • De weeën worden steeds krachtiger. 
  • De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
  • Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
  • Dit heet uitdrijving.
  • De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 33 - Slide

Fase 3: de nageboorte
  • Na de uitdrijving is het kindje wel geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal klaar.
  • Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
  • de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
  • Dit noemen we de nageboorte.
  • Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 34 - Slide

Na de geboorte

Slide 35 - Slide

Bij de baby
  • Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. 
  • Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. 
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 36 - Slide

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 37 - Slide

normale ligging                                        stuitligging
(hoofdje komt eerst)           (kontje/voetjes van

                                                                   dwarsligging
  baby komen eerst)       (moet via keizerschede)

Slide 38 - Slide

huiswerk voor volgende les = 
  • Maak van 4.6 opdracht 1+2+3 + 5 in werkboek 
  • Maak van 4.6 opdracht 6+7+8 online
  • Maak van 4.8 opdracht 1 t/m 5 online

proefwerk thema 4 :  4.1 t/m 4.8 = ????????


Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

huiswerk voor 14 februari
Maak van 4.6 opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 8 EN
Maak van 4.8 opdracht 1 t/m 5

Proefwerk thema 4.1 t/m 4.8 = op 7 maart


Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide