11.2 Bevruchting

Planning
- 5 min. herhaling 11.1
- 10 min. uitleg 11.2
- 25 min. zelfstandig werken 
- 5 min. afsluiting 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning
- 5 min. herhaling 11.1
- 10 min. uitleg 11.2
- 25 min. zelfstandig werken 
- 5 min. afsluiting 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vanaf wanneer is een man vruchtbaar?
A
vanaf zijn geboorte
B
vanaf ongeveer 8 jaar
C
vanaf het begin van de puberteit
D
vanaf ongeveer 16 jaar

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions


A
Spermakanaal
B
Urinebuis
C
Urineleider
D
Zaadleider

Slide 3 - Quiz

Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg

A
Bijbal
B
Eikel
C
Prostaat
D
Teelbal

Slide 4 - Quiz

Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
Wat is/zijn de voortplantingsorganen van een vrouw?
A
Vagina
B
Eierstokken & eileiders
C
Baarmoeder
D
Alle 3 (A, B & C)

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet onderdeel 1?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet onderdeel 3?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Herhaling in één plaatje





Slide 9 - Slide

This item has no instructions

11.2 Bevruchting

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Alle leerdoelen van 11.2
  • Je kunt uitleggen hoe en waar de bevruchting plaatsvindt.
  • Je kent de definitie van een bevruchting.
  • Je kunt uitleggen wanneer er een bevruchting kan plaatsvinden.
  • Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting gebeurt (van bevruchting tot innesteling).
  • Je kunt enkele methoden van geboorteregeling kunnen beschrijven en de betrouwbaarheid ervan aan kunnen geven.



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De weg van zaadcellen

- zaadcellen gaan van de vagina, door de baarmoedermond, door de baarmoeder, naar de eileider
- zaadcellen overleven ongeveer 2 tot 3 dagen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bevruchting
- Bevruchting: als de celkern van de zaadcel samensmelt met de celkern van de eicel.
- Vindt plaats in de eileider

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Van bevruchting tot innesteling
- bevruchte eicel gaat zich delen
- reist af naar de baarmoeder in ongeveer 4/5 dagen
- innesteling in baarmoederslijmvlies

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.2
Maken: 11.1: 1 t/m 21, 11.2: 1 t/m 19

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Alle leerdoelen van 11.2
  • Je kunt uitleggen hoe en waar de bevruchting plaatsvindt.
  • Je kent de definitie van een bevruchting.
  • Je kunt uitleggen wanneer er een bevruchting kan plaatsvinden.
  • Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting gebeurt (van bevruchting tot innesteling).
  • Je kunt enkele methoden van geboorteregeling kunnen beschrijven en de betrouwbaarheid ervan aan kunnen geven.



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet: 
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Condoom
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt tegen SOA's!

Vangt zaadcellen op.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Anticonceptiepil/ pleister/staafje
Bevatten hormonen die de eisprong voorkomen -> er is dus geen rijpe eicel om te bevruchten.

Staafje: zit 3 jaar, wordt geplaatst door huisarts
Pleister: elke week een nieuwe, na 3 weken 1 stopweek
Pil: 28 dagen slikken (3 weken), daarna 1 stopweek
De pil beschermt niet tegen SOA's!


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Spiraaltje
Wordt in de baarmoeder geplaatst door (huis)arts.

1. Het slijm aan het begin van je baarmoedermond wordt dikker. Zaad (sperma) van de man komt daar minder goed doorheen.
2. Voorkomt innesteling (als er toch bevruchting heeft plaatsgevonden)

Koperspiraal zit 5-10 jaar, zonder hormonen
Hormoonspiraal zit 5 jaar, 1 soort hormoon

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Sterilisatie
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus/terugtrekken: de man trekt zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

Periodieke onthouding: het stel heeft geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Misschien toch zwanger?
Morning-afterpil: werkt tot 72 uur na de mogelijke bevruchting
Stelt de eisprong uit. Let op! een morning-afterpil voorkomt niet altijd een zwangerschap. Als er al een eitje is vrijgekomen, kan de morning-afterpil niets meer doen. Het eitje kan dan bevrucht worden door een zaadcel. 

Abortus: mogelijk tot 22 weken in Nederland

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.2
Maken: 11.1: 1 t/m 21, 11.2: 1 t/m 19

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions