P1 Luisteroefening + lr wrd D-NL

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Höraufgabe 1

Mevrouw Andrea Wildmann vertelt over haar gezin, haar werk en haar woonplaats.

Luister twee keer naar Meine Familie. Kruis tijdens het luisteren het juiste antwoord aan.

1. Hoeveel kinderen van Andrea zijn in Italië geboren?

1

1. 0
2. 1
3. 2

2. Andrea heeft met haar man …

2

1. een bakkerszaak in Bern in Zwitserland.
2. een ijssalon in een dorpje in de bergen.
3. een pizzeria in Berlijn-Kreuzberg.

3. Wat zegt Andrea over haar twee dochters?

3

1. Je kan zien dat het zussen zijn, maar ze hebben andere hobby’s.
2. Ze hebben hetzelfde uiterlijk en dezelfde hobby’s.
3. Ze zien er heel verschillend uit, maar hebben dezelfde hobby’s.

4. Sinds één van de zussen niet meer thuis woont,

4

1. hebben ze ruzie met elkaar.
2. mogen ze elkaar best graag.
3. zien ze elkaar nooit meer

5. Hoe ver woont Inge bij haar ouders vandaan?

5

1. Een half uur reizen met de metro.
2. Te voet ongeveer tien minuten.
3. Tien uur vliegen.

6. Welk huisdier woont er nu nog bij Andrea?

6

1. Alleen een hond.
2. Alleen een kat.
3. Geen enkel huisdier.

Höraufgabe 2

Eten in een restaurant, fijn! Je hebt met iemand afgesproken. Maar wat doe je als die persoon niet komt? En zijn mobiel staat uit… Bestel je alvast???

1. Meneer Swarinsky heeft een tafel gereserveerd voor 2 personen

1

1. om half 8.
2. om kwart voor 8.
3. om 8 uur.

2. Wat vraagt de ober?

2

1. Wat wilt u drinken?
2. Wat wilt u drinken en zal ik de menukaart alvast brengen?
3. Zal ik de menukaart alvast brengen?

3. Waar is het toilet?

3

1. De trap af, eerste deur links.
2. De trap op, eerste deur links.
3. De trap op, eerste deur rechts.

4. Wat vraagt de ober aan meneer Swarinsky?

4

1. Of hij misschien liever naar huis gaat
2. Of hij nog iets wil drinken.
3. Of hij nog op zijn zoon wil wachten.

5. Waarom stelt de kelner voor, dat meneer Swarinsky een voorgerecht bestelt?

5

1. De zoon van meneer Swarinsky kan nu elk ogenblik binnenkomen.
2. Meneer Swarinsky zegt dat hij honger heeft.
3. Omdat de keuken zo dichtgaat.

6. Waar is de zoon van meneer Swarinsky?

6

1. Hij is op het politiebureau. Hij heeft een telefoon gestolen.
2. Hij is op het politiebureau. Zijn telefoon is gestolen.
3. Hij was op het politiebureau. Hij is nu onderweg naar het restaurant.

Hör und Seh-aufgabe 3

Nu volgt een filmpje. De eerste keer zie je het filmpje zonder dat je de antwoorden hoeft te geven. Wel zie je de stellingen die erbij horen. De tweede keer dat je het filmpje kijkt moet je wel een antwoord geven. Zorg ervoor dat je eventueel notities maakt om je antwoord al op te schrijven. 

Höraufgabe 3 (2e keer)

Nu volgt het filmpje nog een keer. Voor elk fragment zie je eerst de stelling. Vervolgens zie je het fragment en moet je daarna het antwoord geven.

Je kunt niet terugkijken.

00:00

Stelling 1:

Meestal denk je bij “Familie” aan ouders en grootouders met meerdere kinderen die bij elkaar in huis wonen.

Richtig / Falsch

00:13

Stelling 1:
Meestal denk je bij “Familie” aan ouders en grootouders met meerdere kinderen die bij elkaar in huis wonen.

1. richtig
2. falsch

00:14

volgende stelling (2):

“Verheiratet“ betekent “samenwonend”. Mensen wonen samen in een huis.

Richtig / Falsch

00:36

Stelling 2: “Verheiratet“ betekent “samenwonend”. Mensen wonen samen in een huis.

1. Richtig
2. Falsch

00:37

Volgende stelling (3): 

In een “Patchwork-familie” leven kinderen samen die verschillende ouders hebben.

Richtig / Falsch

00:42

Stelling 3: In een “Patchwork-familie” leven kinderen samen die verschillende ouders hebben.

1. Richtig
2. Falsch

00:42

ls je een “Wahlfamilie” hebt, woon je samen met mensen die je gekozen hebt.

Richtig / Falsch

01:16

Als je een “Wahlfamilie” hebt, woon je samen met mensen die je gekozen hebt.

1. Richtig
2. Falsch

00:00

Stelling 1:

Meestal denk je bij “Familie” aan ouders en grootouders met meerdere kinderen die bij elkaar in huis wonen.

Richtig / Falsch

00:13

Stelling 1: 

Meestal denk je bij “Familie” aan ouders en grootouders met meerdere kinderen die bij elkaar in huis wonen.

Richtig / Falsch

volgende stelling (2):

“Verheiratet“ betekent “samenwonend”. Mensen wonen samen in een huis.

Richtig / Falsch

00:36

Stelling 2: “Verheiratet“ betekent “samenwonend”. Mensen wonen samen in een huis.

Richtig / Falsch

Volgende stelling (3): 

In een “Patchwork-familie” leven kinderen samen die verschillende ouders hebben.

Richtig / Falsch

00:42

Stelling 3: In een “Patchwork-familie” leven kinderen samen die verschillende ouders hebben.

Richtig / Falsch

Volgende stelling (4):

ls je een “Wahlfamilie” hebt, woon je samen met mensen die je gekozen hebt.

Richtig / Falsch

01:16

4.

Als je een “Wahlfamilie” hebt, woon je samen met mensen die je gekozen hebt.

Richtig / Falsch

Dat was 'm 

Bis bald!