Grammatica hfd 1

Woordsoorten
1 / 7
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 7 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Doel

- je kunt
werkwoorden
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
herkennen.
woordsoorten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Werkwoorden
We gebruiken onze werkwoorden om te vertellen wat iemand/iets doet of om iets te beschrijven.
Dus:
1)    DOEN    (wat je doet is een handeling)
                     v.b.: fietsen, lopen, drinken, waaien, schijnen, ...
2)    ZIJN    (wat je bent is een situatie beschrijven)
                      v.b.: Messi is een goede voetballer.
                                De maan is rond.

Slide 4 - Slide

Lidwoorden
We kennen drie lidwoorden:
  • De         (bepaald lidwoord)
  • Het       (bepaald lidwoord)
  • Een       (onbepaald lidwoord)

Kenmerk: een lidwoord kun je vaak vóór een zelfstandig
                      naamwoord zetten

Slide 5 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn:
Namen van mensen, dieren, planten, dingen en begrippen.
               v.b.: Nick, Amsterdam, leeuw, cactus, tafel, liefde, ...

Kenmerken:
  • Je kunt er vaak een lidwoord vóór zetten.  (boom - De boom)
  • Je kunt ze vaak in het meervoud zetten.  (boom - bomen)
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.  (boom - boompje)

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden zijn: Woorden die een kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord geven.

Kenmerken:
  • Kan vóór of achter een zn staan. (de blauwe trui / de trui is blauw)

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt. (de zilveren lepel / de lepel is van zilver)

Slide 7 - Slide