13-12-22

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

explication H2 Grammaire C

révision

- bijwoord/bijvoeglijknaamwoord

-  imparfait où passé composé

1 [T1] [1,5p] Wat is waar over Rosa?

  A O Ze kende Frankrijk al erg goed voordat ze er ging wonen.

  B O Ze was al een liefhebber van Frans eten voordat ze er ging wonen.

  C O Ze wist weinig over Frankrijk en de Fransen voor haar verhuizing.

2 [T1] [1,5p] Wat is grappig volgens Rosa?

  A O De clichés over Fransen zijn waar in haar geval.

  B O De eetgewoonten van Fransen zijn raar.

  C O De Fransen hebben een vreemd beeld van Nederlanders.

3 [T2] [1,5p] Hoe zou de ober in het restaurant gereageerd hebben?

  A O blij

  B O teleurgesteld

  C O verbaasd

4 [T1] [1,5p] Wat kunnen we afleiden over Rosa?

  A O Ze hoopt binnenkort weer terug te verhuizen naar Nederland.

  B O Ze is tevreden over de meeste dingen van haar leven in Frankrijk.

  C O Ze vindt het leven in Frankrijk veel prettiger dan in Nederland.

Lis les questions. Écoute le document sonore et choisis la bonne réponse.

1 [T1] [1,5p] Wat komen we te weten over Alice?

  A O Ze houdt van voetbal dankzij haar familie.

  B O Ze vindt voetbal pas sinds kort leuk.

  C O Ze woont ver van haar lievelings voetbalclub.

2 [T2] [1,5p] Waarom zegt Alice «Mission impossible»?

  A O Om te benadrukken dat voetbal moeilijk voor haar is.

  B O Om te benadrukken dat ze beter wil leren voetballen.

  C O Om te benadrukken dat ze zelf echt niet sportief is.

3 [T2] [1,5p] Waarom spreekt Marc over de positieve effecten van zwemmen?

  A O Om de negatieve ideeën over deze sport tegen te spreken.

  B O Om de negatieve kanten van deze sport te relativeren.

  C O Om mensen te stimuleren om deze sport ook te gaan beoefenen.

4 [T1] [1,5p] Wat is waar over Laure Manaudou?

  A O Ze is gestopt met sporten om zich te richten op een carrière als actrice.

  B O Ze is gestopt met sporten om zich te richten op haar gezin.

  C O Ze is van carrière gewisseld omdat ze meer talent heeft als actrice.

Lis le phrase, waar zegt het iets over?

Je voudrais MIEUX connaître les traditions françaises.

1. werkwoord
2. bijwoord
3. de hele zin
4. een bijvoeglijknaamwoord

Lis le phrase, waar zegt het iets over?

À Noël, les sapins de Noël sont vendus TRÈS rapidement.

1. een werkwoord
2. een bijvoeglijknaamwoord
3. een bijwoord
4. de hele zin

Plaats het woord correct in de zin.

On boit pendant les fêtes. (trop)

Le passé composé

Gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan

Hier, je suis allé à Rotterdam avec mes amis

D'abord nous avons fait du shopping

Puis nous avons mangé une pizza

Geeft antwoord op de vraag: en toen?

Gaat om een afgesloten gebeurtenis

Imparfait

Beschrijft hoe het in het verleden was 

Toestand/beschrijving --> Ce jour-là, il pleuvait très fort

gewoonte/feit --> Avant je faisais du basket le lundi et le jeudi

handeling dat aan de gang is --> Aline préparait le dîner, pendant que Jean nettoyait la maison

passé composé

• Geeft antwoord op de vraag ''En toen?''
• Tijdsaanduiding
• Afgesloten gebeurtenis/handeling; begin en eind zijn duidelijk
• KORTE ACTIE!

imparfait

• Vertelt hoe het in het verleden was
• Toestand/beschrijving
• gewoonte/feit
• Handeling die aan de gang is (zitten te, bezig zijn te ..)
• LANGE ACTIE!

Différences entre le passé composé et l'imparfait

passé composé

• puis   vervolgens
• alors   dus
• ensuite   daarna
• après   erna
• tout à coup plotseling
• soudain plotseling
• l'année dernière - vorig jaar

imparfait

• souvent   vaak
• toujours    altijd
• quelquefois   soms
• autrefois   vroeger
• avant  eerst
• depuis   sinds
• d'habitude   gewoonlijk
• tous les jours elke dag

Aanwijzingen voor p.c of imparfait

Een gewoonte

Een beschrijving

Een handeling van onbepaalde duur

Je brosse mes dents comme d'habitude.

Nous regardions un spectacle de feux d'artifice

Le chat était devant la porte

Un jour j'/je ...... devant le roi Willem Alexander.

1. ai joué
2. jouais

Le jour que j'ai joué devant la reine, c'était la fête de l'école. J' ..... 12 ans.

1. ai eu
2. avais

Pendant que je jouais, la reine Maxima ..... dans la salle.

1. arrivait
2. est arrivée

Elle a applaudi. Tout le monde .....

1. s'est levé
2. se levait

Michael Jackson ... le 29 août 1958 à Gary (Indiana).

1. est né
2. naissait

Il ... le 25 juin 2009 à Los Angeles (Californie).

1. est mort
2. mourait

Il ... à chanter avec ses frères à l’âge de onze ans.

1. à commencé
2. commençait

Il ... pour surnom “le roi de la pop”.

1. a eu
2. avait

Il ... l’industrie du disque en créant des clips musicaux comparables à des films.

1. a révolutionné
2. révolutionnait

À Noël, ma mère (préparer) comme d'habitude.

1. à préparé
2. préparait

Le voix de cet homme (être) insupportable.

Après une demi-heure, mon copain (décider) d'appeler ses parents.

Freddy Mercury, (geboren worden) en 1946

1. était né
2. est né

Dans sa jeunesse il (être) plutôt timide.

1. était
2. a été

Heb jij nog een vraag?

1. Ja
2. Nee

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken? \
"Ik ben geboren in het ziekenhuis"

1. imparfait
2. passé composé

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken?
"Voor 10 jaar, fietste hij naar school"
"Pendant 10 ans, il ________ à l'école en vélo"

1. imparfait
2. passé composé

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken?
"Toen hij klein was, fietste hij iedere dag naar school."
Quand il _____ petit, il _____ tous les jours en vélo à l'école"

1. imparfait
2. passé composé

Een gewoonte

Een beschrijving

Een handeling van onbepaalde duur

Je me levais toujours à 7h.

Nous regardions un film à la télé.

La rue était vide, 

il faisait chaud.

Dus wanneer de passé composé?

De pc vertelt de plotselinge actie of eenmalige gebeurtenis. Deze actie heeft een bepaalde duur. 

De pc duidt een verandering aan in de oude gewoontes of een verandering in de gegeven beschreven situatie. Exemples:

• J'ai rencontré Paul ce week-end et on a pris un verre au café
• On faisait un BBQ, quand il a commencé à pleuvoir
• Il est né le 8 mars 2005

Kies in het volgende verhaaltje
tussen Imparfait en Passé Composé
Quand j'..... jeune, je jouais du piano.

1. étais
2. ai été

Un jour j'/je ...... devant la reine Maxima.

1. ai joué
2. jouais

Le jour que j'ai joué devant la reine, c'était la fête de l'école. J' ..... 12 ans.

1. ai eu
2. avais

Pendant que je jouais, la reine Maxima ..... dans la salle.

1. arrivait
2. est arrivée

Elle a applaudi. Tout le monde .....

1. s'est levé
2. se levait