- We luisteren naar elkaar.
- We laten elkaar uitpraten.
- Heb je een vraag dan steek je je hand op.
- We zitten niet aan elkaar.
- We zitten niet aan elkaars spullen.
- Stil werken en stil lezen doen we stil en dus zelfstandig.
- We hebben respect voor elkaar. Er wordt dus niet gescholden of gevloekt.
- We laten de klas opgeruimd achter. De stoelen schuiven we netjes aan.
Met elkaar gaan we er fijne lessen van maken.