Bespreking CE-training H7 vwo4

Bespreking
examentraining H7
vwo4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bespreking
examentraining H7
vwo4

Slide 1 - Slide

Enkele kenmerken van chloroplasten zijn:
1 omhuld door een dubbele membraan;
2 in bezit van eigen DNA;
3 in staat tot synthese van eiwitten.

Welk van deze kenmerken is of welke zijn een aanwijzing dat chloroplasten door endosymbiose zijn ontstaan?
A
alleen 1 en 2
B
alleen 1 en 3
C
alleen 2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 2 - Quiz

Volgens de endosymbiose theorie hebben eukaryote cellen door fagocytose een kernmembraan ontwikkeld.
En de opgenomen prokaryoten hebben zich ontwikkeld tot organellen met eigen DNA, ribosomen, mitochondriën en chloroplasten !

Slide 3 - Slide

De onderzoekers vragen zich af of hier een eerste stadium van secundaire endosymbiose, namelijk endosymbiose van een eukaryoot, te zien is. Door de onderzoekers is aan de opname van Nephroselmis door Hatena de naam secundaire endosymbiose gegeven. Er heeft namelijk al primaire endosymbiose van een ander organisme plaatsgevonden bij de voorouders van Hatena.

Slide 4 - Slide

Beschrijf deze primaire endosymbiose die bij de voorouders van Hatena heeft plaatsgevonden.
  • Gebruik in je beschrijving de termen prokaryoot en eukaryoot
  • en benoem het resultaat van deze primaire endosymbiose.
BINAS 94C

Slide 5 - Slide

Onderzoekers beschouwen de gebeurtenissen die 
leiden tot een symbiose tussen Hatena en 
Nephroselmis (zie afbeelding) als een 
endosymbiose in ontwikkeling.

  • Beschrijf een gebeurtenis waaruit blijkt dat               de endosymbiose vergevorderd is.
  • Beschrijf een gebeurtenis waaruit blijkt dat het nog geen volledige endosymbiose is.

Slide 6 - Slide

De fokker moet ook rekening houden met ‘genetic drift’: verandering van allelfrequenties binnen een populatie door toevalsfluctuaties.
Welke bewering is juist?
1- Inteelt leidt in een populatie tot afname van heterozygotie
2- Door genetic drift kan in een populatie verlies van allelen optreden
3- Hoe kleine de populatie, hoe groter het effect van genetic drift
A
alleen bewering 1
B
bewering 1 en 2
C
bewering 2 en 3
D
bewering 1, 2 en 3

Slide 7 - Quiz

Welke van deze beschrijvingen (zie je boek) zou Darwin, met de kennis van toen, kunnen hebben gebruikt om het ontstaan van deze twee soorten octopussen uit een gemeenschappelijk voorouder te verklaren?
A
bewering 1 wel
B
bewering 1 en 2 wel
C
bewering 2 en 3 wel
D
bewering 1,2 en 3 wel

Slide 8 - Quiz

Tasmaanse duivels kwamen vroeger in heel Australië voor. Toen twaalfduizend jaar geleden de zeespiegel steeg, werd de populatie op Tasmanië geïsoleerd van die op het Australische vasteland. Op het vasteland zijn ze nu uitgestorven. Door deze gebeurtenissen in het verleden is er nu een geringe genetische diversiteit in de populatie Tasmaanse duivels.

  • Geef een verklaring voor het verlies van diversiteit aan de hand van het flessenhals (bottleneck) effect.

  • Verklaar waardoor sindsdien de diversiteit gering gebleven is.

Slide 9 - Slide

Het vlekkenpatroon van de vacht bij cavia's wordt bepaald door één gen met de allelen G en g. Bij aanwezigheid van G is de cavia gevlekt. Aangenomen wordt dat 85% van de cavia's gevlekt is. De populatie is in Hardy-Weinberg evenwicht.
Hoe groot is de frequentie van het allel G?
A
0,15
B
0,39
C
0,61
D
0,85

Slide 10 - Quiz

85% is gevlekt dan is 15% niet gevlekt
q2 = 0,15 dus q = 0,39

dan is p = 1-0,39 = 0,61

Slide 11 - Slide

In een bepaalde, geïsoleerde groep mensen komen individuen voor met meer dan tien vingers en/of tenen. Deze afwijking heet polydactylie. De afwijking wordt veroorzaakt door een dominant gen L. Een student onderzoekt 896 mensen uit deze groep. 220 mensen daarvan hebben een normaal aantal vingers en tenen. De student neemt aan dat deze groep van 896 mensen beschouwd kan worden als een populatie die voldoet aan de Hardy-Weinberg-regel.

Bereken op basis van deze gegevens de frequentie van het gen L in deze populatie.

Slide 12 - Open question

Albinisme komt voor met een frequentie van 1/20.000 mensen. Hoeveel mensen zijn drager?

Slide 13 - Open question

Volgens de wet van Hardy Weinberg:
p2 + 2pq + q2 = 1 en p + q = 1

Albinisme is het fenotype van aa -> frequentie q2
-> q2 = 1 / 20.000 = 0,00005
-> q = 0,007 (p+q=1) p = 1 - 0,007 = 0,993
-> frequentie dragers: 2pq = 2 x 0,007 x 0,993 = 0,00139
-> in een populatie van 20.000 mensen: 
 0,00139 x 20.000 = 278 dragers

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide