Powerpoint kaartvaardigheden

Werkboek kaartvaardigheden

Kaartvaardigheden

 Kaartvaardigheden zijn vaardigheden die je moet kunnen om de juiste informatie uit een kaart te halen.

3 soorten kaartvaardigheden

1. Kaartlezen: Dit betekent dat je de informatie van de kaart moet kunnen lezen, zoals waar iets ligt en wat de symbolen betekenen.

2. Kaartanalyse: Dit betekent dat je de verschillen en overeenkomsten tussen twee of meer kaarten kunt beschrijven.

3. Kaartinterpretatie: Dit betekent dat je de verschillen en overeenkomsten tussen twee of meer gebieden kunt uitleggen en er je eigen kennis of je lesboek bij gebruikt.

Hoofdstuk 1. Kaartlezen

Leerdoelen: 

Aan het einde van dit werkboek kan ik…

- de titel, legenda en schaal in een kaart herkennen en beschrijven.

- de informatie uit een kaart aflezen met behulp van de legenda.

- de relatieve en absolute plaatsbepaling op een kaart aangeven.

 

Wat heb je nodig voor kaartlezen?

1- titel: wat is het onderwerp?

2- noordpijl: waar is het noorden?

3- legenda: uitleg kleuren en symbolen

4- schaal: hoeveel verkleind is het gebied

5- Plaatsbepaling: Waar ligt iets op de kaart.

Werkboek hoofdstuk 1

Wat: Doorlezen theorie hoofdstuk 1 (blz. 3 & 4)

Waar: In het werboek

Met wie: Alleen

Hoe: in stilte

Hoelang: 5 minuten

Klaar?: Aan de slag met opdrachten hoofdstuk 1

Aan de slag

Waar: In je werkboek kaartvaardigheden

Wat: Maken opdrachten Hoofdstuk 1: kaartlezen

Met wie: Zelfstandig of in tweetallen

Hoe: Overleggen mag, maar houdt het rustig

Hoelang: 20 minuten

Klaar?: Doorlezen theorie Hoofdstuk 2: kaartanalyse -> Maken opdrachten

Hierna: Nakijken Hoofdstuk 1

Nakijken hoofdstuk 1

1. Ruil je werkboek met de klasgenoot die achter je zit.

2. Op het bord komen de antwoorden van hoofdstuk 1

3. Kijk het werkboek van je klasgenoot na

4. Als jullie beide klaar zijn met nakijken bespreek je elkaar antwoorden na

5. Controleer of je de leerdoelen hebt behaald van H1. (blz 2)

Hoofdstuk 2. kaartanalyse

Leerdoelen

Aan het einde van dit werkboek kan ik…

- zien wat een kaart laat zien en beschrijven waar bepaalde informatie staat.

- kaarten met elkaar vergelijken.

- verbanden en verschillen opzoeken en herkennen en deze beschrijven.

kaartanalyse

Kaartlezen: alle informatie uit een kaart halen. legenda lezen. Waar ligt dit gebied? Wat geeft de kaart precies aan? Wat zegt deze kaart ? (vorige les)

Kaartanalyse: Verbanden/relaties en patronen herkennen. binnen een kaart of tussen twee kaarten. Voordat je een patroon kan zien, moet je eerst de kaart goed lezen.

Hoe pak je het aan?

stap 1: bekijk de titel van de kaart

stap 2: wat voor soort kaart is het?

stap 3: wat betekenen kleuren, icoontjes, lijnen grafieken etc. op de kaart? Lees de legenda! zorg dat je weer wat de kaart vertelt.

Stap 4: Zoek patronen en verbanden. wat komt overeen? Of wat zeggen deze kaarten van elkaar? heb je twee kaarten? herhaal stap 1 tot 3 bij de tweede kaart.

stap 5: vind het juiste verband of patroon.

Werkboek hoofdstuk 2

Wat: Doorlezen theorie hoofdstuk 2 (blz. 6)

Waar: In het werboek

Met wie: Alleen

Hoe: in stilte

Hoelang: 5 minuten

Klaar?: Aan de slag met opdrachten hoofdstuk 2

Aan de slag

Waar: In je werkboek kaartvaardigheden

Wat: Maken opdrachten Hoofdstuk 2: kaartanalyse

Met wie: Zelfstandig of in tweetallen

Hoe: Overleggen mag, maar houdt het rustig

Hoelang: 20 minuten

Klaar?: Doorlezen theorie Hoofdstuk 3: kaartinterpretatie -> Maken opdrachten

Hierna: Nakijken Hoofdstuk 2

Nakijken hoofdstuk 2

1. Ruil je werkboek met de klasgenoot die achter je zit.

2. Op het bord komen de antwoorden van hoofdstuk 2

3. Kijk het werkboek van je klasgenoot na

4. Als jullie beide klaar zijn met nakijken bespreek je met elkaar de antwoorden na

5. Controleer of je de leerdoelen hebt behaald van H2. (blz 2)

Hoofdstuk 3: Kaartinterpretatie

Leerdoelen

Aan het einde van dit werkboek kan ik…

.- met behulp van het leerboek en thematische kaarten, verklaringen geven voor bepaalde verschijnselen op aarde.

- Afbeeldingen op de juiste plek op de kaart plaatsen met behulp van de informatie die de kaart biedt..

Kaartinterpretatie

Verklaren wat er op de kaart staat: 

Waarom is dat daar? Waarom is dat daar zo?

Hierbij heb je meer kennis nodig dan alleen op de kaart staat.

Kaartinterpretatie

Bij kaartinterpretatie gebruik je de patronen die op de kaart te zien zijn, maar ook kennis die niet op kaart staat.

 

Je leest dus eerst de kaart. (kaartlezen H1)

Vervolgens analyseer je de kaart. (kaartanalyse H2)

Tot slot geef je een verklaring of doe je een voorspelling.

Kaartlezen: je benoemt waar plaatsen liggen of verschijnselen voorkomen.

• titel, schaal, legenda

Kaartanalyse: ordenen van gegevens op een kaart.

Stap 1: Het herkennen van patronen.

• je verdeelt het gebied in delen en gaat op zoek naar spreidingspatronen.
• vb: het zuiden van Canada is dichtbevolkt, het noorden is dunbevolkt.

Kaartanalyse: ordenen van gegevens op een kaart.

Stap 2: Het leggen van verbanden.

• je vergelijkt een verschijnsel met iets anders.
• vb: de bevolkingsspreiding in Canada en het klimaat.

Kaartinterpretatie: verklaren van de gevonden verbanden / patronen.

• in het noorden van Canada is het te koud voor bewoning.

Werkboek hoofdstuk 3

Wat: Doorlezen theorie hoofdstuk 3 (blz. 8)

Waar: In het werboek

Met wie: Alleen

Hoe: in stilte

Hoelang: 5 minuten

Klaar?: Aan de slag met opdrachten hoofdstuk 3

Aan de slag

Waar: In je werkboek kaartvaardigheden

Wat: Maken opdrachten Hoofdstuk 3: kaartinterpretatie

Met wie: Zelfstandig of in tweetallen

Hoe: Overleggen mag, maar houdt het rustig

Hoelang: 20 minuten

Klaar?: Bekijk vragen die je nog lastig vind omcirkel die

Hierna: Nakijken Hoofdstuk 2

Nakijken hoofdstuk 3

1. Ruil je werkboek met de klasgenoot die achter je zit.

2. Op het bord komen de antwoorden van hoofdstuk 3

3. Kijk het werkboek van je klasgenoot na

4. Als jullie beide klaar zijn met nakijken bespreek je met elkaar de antwoorden na

5. Controleer of je de leerdoelen hebt behaald van H2. (blz 2)

Afsluiting met eindmeting