Kapitel 3 Feesttenten D1C

1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoe maak je een stam van het hele werkwoord?

Slide 5 - Mind map

Wat is de stam van ''finden''
A
finden
B
find

Slide 6 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Slide 7 - Mind map

Wat is het voltooid deel woord van wohnen?
A
wohn
B
wohnen
C
gewohnt

Slide 8 - Quiz

wat is het voltooid deel woord van ''spielen''

Slide 9 - Open question

Hoe herken je een voltooid deelwoord in een zin?
A
staat altijd aan het begin van de zin
B
staat altijd aan het eind van de zin

Slide 10 - Quiz

was habt hier heute....... (machen
A
macht
B
machte
C
gemacht

Slide 11 - Quiz

Belangrijk! 
staan er 2 namen in de zin dan --> het hele werkwoord.
zoals in het NEDERLANDS. 
Bijv. Franz und Clara --> besuchen, haben, kommen 

Staat er 1 naam in de zin dan --> vervangen door er/sie/es. Dus krijgt de stam een -t
Franz sucht, kocht, besucht

Slide 12 - Slide

Leon und Dieter (kommen) auch mit
A
kommt
B
kommen

Slide 13 - Quiz

Clara und Miek (kochen) heute Pommes.

Slide 14 - Open question

Anna (trinken) Cola in einem Restaurant.
A
trinken
B
trinkt

Slide 15 - Quiz

Leo (schenken) mir einen Handy.
A
schenken
B
schenkt

Slide 16 - Quiz

Quizlet Grammatik
1. Quizlet Live inloggen
2. eigen naam invoeren. 




Slide 17 - Slide

Kahoot inloggen
1. Eigen naam gebruiken

Slide 18 - Slide

19.2 Grammatik S.98
Pak je stappenplan voor je.
1. maak de stam van het hele werkwoord.
2. onderstreep het persoonlijk voornaamwoord.
3. gebruik de regel ''FEESTTENTEN''.
Fertig: 19.1 + 19.3 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

H6: Grammatik S. 103
1. Maak de stam van het werkwoord.
2. Zoek het persoonlijk voornaamwoord in de zin. (er, sie es, wir, ihr, Sie etc.)
3. Regel FEESTTENTEN toepassen!!!
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Quizlet Grammatik
1. Quizlet Live inloggen
2. eigen naam invoeren. 




Slide 21 - Slide

Zahlen (getallen) 
1. Getallen voluit schrijven in het Duits. 
Bijv. 40 = vierzig 

Slide 22 - Slide

Hoe schrijf je voluit ''1000''

Slide 23 - Open question

hoe schrijf je voluit ''50''
A
fünfzig
B
funfzig

Slide 24 - Quiz

Hoe schrijf je ''80'' voluit

Slide 25 - Open question

Zahlen (getallen)
1. getallen in het Nederlands kunnen schrijven.
Bijv. achtzig = 80 

Slide 26 - Slide

fünfundvierzig
A
45
B
54

Slide 27 - Quiz

zweiundneunzig
A
92
B
91
C
29

Slide 28 - Quiz

Lidwoorden
Je moet het juiste lidwoord voor het zelfstandig naamwoord zetten en vertalen het woord naar het Nederlands. 

bijv. ..... Mann wordt.... der Mann
betekent: de man 

Slide 29 - Slide

Eltern
A
der Eltern
B
die Eltern
C
Das Eltern

Slide 30 - Quiz

(der, die, das) Frau
(alleen lidwoord invullen)

Slide 31 - Open question

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

Wat is belangrijk voor de SO?
1. Getallen
2. woordjes beide kanten op leren.
3. regel (fe)esttenten.
4. lidwoorden 

Slide 33 - Slide

Hören, S.93, Aufgabe 15.2
Nieuwsberichten luisteren. 
- kruis het juiste antwoord aan!

Slide 34 - Slide