This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
11.5 Cellen en chromosomen
Slide 1 - Slide
Dit leer je in deze les...
Je kunt uitleggen wat haploid en diploid is
Je kunt aan de hand van een plaatje uitleggen of er mitose of meiose gaande is
Je kunt uitleggen hoe lichaamscellen die allemaal hetzelfde DNA hebben toch kunnen differentiëren tot verschillende gespecialiseerde cellen.
Je kunt uitleggen hoe stamcellen verschillen van normale lichaamscellen en waar je deze cellen kunt vinden.
Slide 2 - Slide
Wat gebeurt er bij de bevruchting?
Slide 3 - Open question
Herhaling vorige les
Ieder menselijke cel heeft 46 chromosomen - 23 paren, 1 van je moeder en 1 van je vader
Geslachtscellen/voortplantingscellen (eicel en zaadcel) hebben 23 chromosomen in de kern.
Bij bevruchting smelten de kernen samen:
bevruchte eicel = 46 chromosomen.
Slide 4 - Slide
Diploïde en haploïde cellen
Bij gewone cellen: chromosomenpaar = diploïd (2n), oftewel: elk soort chromosoom is in tweevoud aanwezig
Bij geslachtscellen: één set van een chromosomenpaar = haploïd (n), oftewel: de cel bevat van elk chromosomenpaar slechts één exemplaar
Slide 5 - Slide
Mitose (celdeling)
Bij mitose deelt één cel zich in twee nieuwe cellen
Deze twee nieuwe cellen worden de dochtercellen genoemd
Deze zijn identiek aan de moedercel en hebben elk 46 chromosomen
Slide 6 - Slide
In geslachtsorganen vindt Meiose (reductiedeling) plaats, waarbij zaadcellen en eicellen ontstaan
Slide 7 - Slide
Meiose
Ook wel reductiedeling genoemd
1 moedercel maakt uiteindelijk 4 dochtercellen
Deze hebben allen slechts 23 chromosomen
Slide 8 - Slide
Meiose
Meiose 1: chromosomen verdubbelen, chromosomenparen uit elkaar (met dubbele streng).
Meiose 2: 2 cellen met half chromosomenpaar, chromosomen gaan uit elkaar en je krijgt 4 cellen met 1 streng.
Slide 9 - Slide
Verschil mitose & meiose
Je begint beide met 46 x 2 = 92 chromosomen
Je hebt dus per chromosoom 2 van je vader & 2 van je moeder
Bij mitose gaat er per chromosoom 1 van je vader en 1 van je moeder naar de nieuwe cel
Bij meiose gaan er of 2 van je vader of 2 van je moeder naar de nieuwe cel, die zich daarna weer opdeelt
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Hoe krijg je verschillende soorten cellen?
Stamcellen: cellen die nog in staat zijn om te differentiëren en te specialiseren
Celdifferentiatie: verschillen in vorm en grootte van cellen
Celspecialisatie: verschillende functies van cellen
Slide 12 - Slide
Differentiatie en specialisatie ontstaan doordat een cel genen aan en uit kan zetten. Dit aan/uit zetten gebeurt door eiwitten. Welke eiwitten worden gemaakt, wordt bepaald door speciale regelgenen.
Slide 13 - Slide
Heb je nog extra uitleg nodig over 11.5?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Nu aan de bak
Je gaat nu het volgende doen: - Maken opdracht 1 t/m 9 van 11.5 maken