This lesson contains 25 slides, with text slides.
Op microniveau kijken we
naar de deeltjes waar stoffen van gemaakt zijn.
De kleinste deeltjes van een stof
noemen we moleculen,
dus alle materie (alle stoffen) zijn gemaakt van moleculen.
Definitie:
Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van de stof heeft.
Moleculen zijn weer opgebouwd
uit andere bouwstenen, zodat verschillende
molecuulsoorten verklaard kunnen worden.
Bij de scheikunde noemen we deze bouwstenen de atomen.
Er bestaan nu zo'n 118 atoomsoorten
waarvan er meer dan 30 kunstmatig zijn gemaakt en
alleen in een laboratorium heel kort kunnen bestaan.
Definitie:
Atomen zijn de bouwstenen van moleculen.
Deze verschillende atoomsoorten zijn gerangschikt in een tabel.
Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.
Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= waterstof) en de grootste is Oganesson (Og) en deze heeft 118 protonen in de kern.
Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen (hoe reageren ze met water en hoe reageren ze met zuurstof) gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren zijn onder elkaar gezet.
Deze kolom noemen we een groep. Zo is de tabel in 18 groepen gezet.
De atoomsoorten die elektronen weg doen staan aan de linkerkant van het periodieksysteem,
dit noemen we de metalen.
De atoomsoorten die elektronen opnemen, of niet reageren, staan aan de rechterkant van het periodieksysteem,
dit noemen we de niet-metalen.
Als we alle elementen met elkaar vergelijken is er meteen één ding dat opvalt.
Bij het reageren zijn er atoomsoorten die elektronen weg doen.
En er zijn atoomsoorten die elektronen opnemen of niet reageren.
Er zijn twee groepen van de niet-metalen die je bij naam moet kennen.
De edelgassen zijn elementen (stoffen) die bestaan uit losse atomen,
die juist niet (of zeer moeilijk) kunnen reageren. Die staan helemaal rechts in het periodieksysteem. Dit is groep 18
De groep die er naast staat (groep 17) zijn de halogenen.
De halogenen zijn niet-metalen die heel erg heftig met metalen reageren.
Bij deze reactie ontstaat altijd een zout