Spreken en gesprekken H2 2F

Planning
- Nakijken grammatica & spelling H2
- Theorie spreken & gesprekken 2.1 & 2.2
- Twee opdrachten klassikaal maken.
- Zelfstandig werken
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
- Nakijken grammatica & spelling H2
- Theorie spreken & gesprekken 2.1 & 2.2
- Twee opdrachten klassikaal maken.
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

2.1 opdracht 1, zin 1 (blz. 152)
Wat heb je onderstreept?

Slide 2 - Open question

Opdracht 1, zin 4
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
zijn
B
uitnodigingen
C
verstuurd
D
zijn, verstuurd

Slide 3 - Quiz

Opdracht 4, zin 6
Wat is het onderwerp?
A
Jongeren
B
Jongeren tot 25 jaar
C
betalen
D
toegangskaartje

Slide 4 - Quiz

2.2, opdracht 1, zin 1.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 5 - Open question

opdracht 2, zin 5
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan
B
alle gasten
C
een gratis overnachting
D
gasten

Slide 6 - Quiz

Opdracht 4, zin 1
A
Waardoor?
B
Hoe?
C
Wanneer?
D
waar?

Slide 7 - Quiz

2.3, opdracht 1, zin 1
Wat voor zin is dit?
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 8 - Quiz

2.3, opdracht 1, zin 2
Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 9 - Quiz

Spreken en gesprekken H2
2.1 Verslag uitbrengen
2.2 Instructie geven

Slide 10 - Slide

Verslag uitbrengen
Als je verslag uitbrengt, geef je de luisteraars informatie over een gebeurtenis of ervaring.

Belangrijk:
- Vertel zakelijk en objectief
- Wees volledig. Vertel alles wat de luisteraars moeten weten.
- Wees duidelijk. Het helpt om signaalwoorden te gebruiken en te vertellen in chronologische volgorde. 
- Zorg voor een levendige en enthousiaste toon.. 

Slide 11 - Slide

2.1, opdracht 1 (blz. 21)
We gaan luisteren naar een fragment. 
Maak ondertussen opdracht 1 uit je boek. 

Slide 12 - Slide

2.1, opdracht 1, zin 1.
Vertelt Jack de gebeurtenissen in chronologische volgorde?

Slide 13 - Open question

2.2 Instructie geven
Bij een instructie vertel je hoe iemand een bepaalde handeling moet uitvoeren. De handelingen moet je stap voor stap benoemen:
Of: Stap 1, Stap 2, Stap 3
Of: Ten eerste, ten tweede, daarna, vervolgens, tot slot

Vertel aan het begin van het doel is van de instructie. 
Doe handelingen voor.
Check tussendoor of de ander het nog begrijpt.
Controleer na afloop of de ander de handeling zelfstandig kan uitvoeren. 

Slide 14 - Slide

2.2, opdracht 1
Ik zet een filmpje aan.
Kijk mee en maak ondertussen opdracht 1. 

Slide 15 - Slide

Huiswerk
2.1. opdracht 3
2.2. opdracht 2


Deadline = vóór de volgende les
Opdrachten maak je in je boek of in Word. 

Slide 16 - Slide