9.1 oplossen en indampen van zouten

hst 9.1 "oplossen en indampen van zouten"
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

hst 9.1 "oplossen en indampen van zouten"

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt een aantal eigenschappen van zouten benoemen.
  2. Je kunt herkennen dat zouten met bepaalde ionen altijd goed oplosbaar zijn.
  3. Je kunt in een oplosbaarheidstabel de mate van oplosbaarheid van een zout opzoeken.
  4. Je kunt de reactievergelijking opstellen van het oplossen van een zout in water.
  5. Je kunt de reactievergelijking opstellen van het indampen van een zoutoplossing.

Slide 2 - Slide

Wat moet je nog weten:
  1. Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen.
  2. De ladingen bij elkaar opgeteld: nul (ongeladen).
  3. Zoek dus de verhouding tussen + en - ionen waardoor de totale lading nul wordt.
  4. Deze verhouding zie je terug in de indexen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Oplosbaarheidstabel (BINAS 35)
In de oplosbaarheidstabel zoek je op welke letter op het kruispunt staat. 
s    slecht oplosbaar
m   matig oplosbaar
g    goed oplosbaar
-      bestaat niet of reageert met water

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat 

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van calciumchloride, CaCl2
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2

Slide 11 - Slide

Kun je uitleggen hoe een reactieschema van oplossen van koperchloride genoteerd wordt?

Slide 12 - Mind map

Indampen
  • Tegenovergestelde van oplossen
  • Oplossing wordt verwarmd 
  • Water verdampt (en gaat dus weg)
  • Zout blijft over

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
2 NO3- (aq) + Ca2+ (aq) -->                      (s)

Schrijf in je schrift de indampvergelijking van een oplossing van calciumchloride 
Ca(NO3)2

Slide 15 - Slide

Van een pot met een witte vaste stof is het etiket gescheurd. Het overgebleven stuk etiket zie je hiernaast.
Om erachter te komen of de pot BaCl2 of BaCO3 bevat, meng je een beetje van de stof uit de pot met water. Er ontstaat een helder, kleurloos mengsel.
Welke stof kan de witte vaste stof zijn?
A
BaCl2
B
BaCO3

Slide 16 - Quiz

Toets vraag
Bernard heeft een oplossing die een van de volgende soorten ionen bevat: Ba2+, Fe2+, K+, Pb2+. Hij wil onderzoeken welk van deze ionen in de oplossing aanwezig is.
 Hiertoe voert Bernard twee proefjes uit.
 Proef 1: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumsulfaat toe. De oplossing blijft helder.
 Proef 2: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumhydroxide toe. Er ontstaat een neerslag.
 Welk soort ionen bevatte de oorspronkelijke oplossing?

Slide 17 - Slide

Geef de formule van aluminiumsulfide
timer
1:00

Slide 18 - Open question

Geef de formule van ijzer(III)sulfaat
timer
1:00

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Vind je het lastig? Begin dan eerst met de voorkennis bij hoofdstuk 9 (online): lezen + maken

Maak de vragen bij 9.1

Slide 21 - Slide

Huiswerk:
9.1 : 1, 3, 4, 9 t/m 15, 17
timer
14:00

Slide 22 - Slide