Observeren Signaleren en Rapporteren Les 6 - week v 13 maart (lesw 5 ontwikkelgesprek)

Observeren Signaleren en Rapporteren
Les 6 : Observatietechnieken en methoden 



Lesduur: 90 min
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Observeren Signaleren en Rapporteren
Les 6 : Observatietechnieken en methoden 



Lesduur: 90 min

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Energizer... wat zie je op de afbeeldingen hieronder?  
1.                                                                           2. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  1. Lesdoelen vandaag 
  2. Algemene planning 
  3. Terugblik vorige lessen- herhaling 
  4. Huiswerk/opdracht bespreken en vragen
     
  5. Theorie ''ordenen & rapportage''

  6. Observatieplan en eindopdracht 
  7. Volgende week 


  8. Lesdoelen check en Afsluiting les
Lesmateriaal/ Boek:
Methodisch begeleiden

Slide 3 - Slide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

Welkom AWR  5 min 
Energizer 5 min
Programma doornemen 5
Lesdoelen + planning 5 min 
Terugblik + huiswerk doornemen 20 min 
-----------------------------------------40 min 

Theorie (veel herhaling dus kan sneller) 
-------------------------------------------------20 min

Observatieplan en eindopdracht 20 

Afsluiting lesdoelen 10 min 


Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun jij:
- Uitleggen aan de ander waar je op let bij het ordenen en verwerken van de gegevens uit een observatie
- Uitleggen aan de ander op welke manier je een observatie vastlegt en kun je verantwoorden waarom je voor die manier kiest. 
- Benoemen wat de aandachtspunten zijn bij een rapportage 
- De theorie van de module observeren/signaleren/rapporteren van de afgelopen lessen toepassen in een observatieplan 







Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Algemene planning (herhaling vorige les) 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Terugblik vorige les- check je kennis! 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke definitie past het best bij deze omschrijving:

''Op basis van een positieve ervaring vorm je een positief beeld van de ander. De negatieve eigenschappen van deze persoon zie je daardoor helemaal niet.''
A
Horn effect
B
Projectie
C
Moraliseren
D
Halo effect

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke definitie past het best bij deze omschrijving:

Je hebt een vaststaand beeld van een groep of een individu. Je neemt eigenlijk zomaar iets aan. Voorbeelden: vrouwen zijn geschikter in de zorg dan mannen.
A
Horn effect
B
Stereotype
C
Moraliseren
D
Halo effect

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Dit is een objectieve observatie
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een subjectieve observatie?
A
'De cliënt eet zijn bord leeg.'
B
'De patiënt haalt zijn wenkbrauwen op.'
C
'De patiënt reageert snel boos.'
D
'De patiënt huilt.'

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Bij een niet participerende observatie.......
A
Observeer je midden in de situatie
B
Observeer je de situatie van een afstand

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een participerende observatie betekent dat de observator zelf deel neemt aan de situatie(observatie).
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

1. Welke methode kun je het beste toepassen wanneer de observatievragen nog niet concreet zijn?
A
Vrije observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Contextuele observatie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de manier van observeren waar je ook let op de omgeving en mensen rondom de cliënt?
A
Event sampling
B
Protocollaire observatie
C
Contextuele observatie
D
Interval observatie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk/opdrachten  lesweek 4
Zie planner: 
1. Leeractiviteit  6  erbij pakken en klassikaal bespreken. Is het gelukt voor iedereen om deze in te vullen?  --> vorige keer al besproken ga door naar 2.

2. Zijn er nog vragen rondom de theorie? 
Behoeften van de groep inventariseren. 

Boek :Methodisch begeleiden en Communicatie 

Slide 15 - Slide

Check ter voorbereiding Methodisch begeleiden Thema 3 

contextuele observatie

is niet de cliënt het middelpunt, maar juist zijn omgeving

intervalobservatie
observeer je op wisselende tijden. Dit doe je aan de hand van je observatiedoel en observatievragen. Je legt vooraf vast wanneer je gaat observeren. Je gebruikt telkens dezelfde middelen en dezelfde methode.

niet-participerend observeren,
 gestructureerde observatie
noem je ook wel extern observeren. Bij deze manier van observeren ben je wel aanwezig in de groep, maar neem je niet deel aan de activiteiten. Je richt je volledig op de observatie
participerend observeren
noem je ook wel intern observeren. Je bent dan actief bezig in de groep, terwijl je meteen ook observeert

vrije  observatie: Bij de vrije observatie werk je zoals altijd met een doel. Maar je observatievragen zijn nog niet concreet.

protocollaire observatie :maak je gebruik van een observatieprotocol en/of observatieschema. In het schema staan de observatiepunten.
Vragenronde? Nog vragen voor we met nieuwe theorie starten? 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Theoretische gedeelte 1 
Pak je pen/papier/laptop erbij voor aantekeningen!!

Houd rekening met elkaar en focus je op de instructie/uitleg!       

LET OP!  GEBRUIK DE BEGRIPPEN VOOR JE MZ WOORDENBOEK
 
Lesmateriaal/ Boek:
Methodisch begeleiden Thema 3.6  

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ordenen en verwerken van gegevens 
Als je een observatiemethoden hebt gekozen en weet hoe je gaat observeren bijv. tijdens een kookactiviteit waarin je participeert dan is de volgende stap dat je gaat vastleggen in je plan hoe je dit gaat verwerken. 

In de theorie- Methodisch begeleiden 3.6- spreken we van een aantal manieren: 
  • Beschrijven (ook wel ''continue observatie''genoemd)
  • Tellen en turven (ook wel ''time''/''event'' sampling genoemd) 
  • Verbanden leggen 

    Op de volgende dia lopen we dit per onderdeel door. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verwerken van gegevens: ''beschrijven''
  • Beschrijven (ook wel ''continue observatie''genoemd) (meest gebruikte optie!) 
    Je schrijft tijdens een observatie alle opvallende punten die gebeuren op. Dit doe je zo objectief en volledig mogelijk. Vaak eerst steekwoorden, na je observatie omzetten tot een observatieverslag.  Voordeel= compleet beeld van de situatie/cliënt krijgen
    Nadeel= tijdrovend, gevaar subjectiviteit.


    08.30-09.00u - observatie tijdens bewegingsactiviteit met mevrouw X (84 jaar) 
    Mevrouw X zit achteraan op een stoel. AB'er geeft aan dat ze met een zachte bal gaan gooien. Mevrouw X geeft aan dat ze dit niet kan. Mevrouw X legt de bal op de grond en herhaalt dat ze het niet kan. Mevrouw X  mompelt en beweegt met haar handen ze kijkt weg van de AB'er. etc etc. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Verwerken van gegevens: ''turven/tellen''
  • Tellen en turven (ook wel ''time''/''event'' sampling genoemd) 
    Van tevoren zet je je observatievragen om in gedragskenmerken/aspecten. 
    Tijdens het teamoverleg wordt er besproken dat een client een gedragsverandering laat zien of er is bijvoorbeeld bij een client sprake van moeilijk verstaanbaar gedrag. 
    Je gaat kijken hoe vaak en wanneer de situatie zich voordoet. 

  • Voordeel : objectief en door meerdere
    collega's kunnen de observatie doen 
  • Nadeel: doordat het in het schema al geordend is,
    gaat er mogelijk ook informatie verloren 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Verwerken van gegevens: verbanden leggen

Je kunt informatie verwerken door verbanden te leggen tussen de gegevens die je hebt verzameld. Als je verbanden legt, kun je een ander beeld krijgen van een situatie.

Voorbeeld vanuit jullie boek: 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Ordenen en verwerken van gegevens 
Als je een observatiemethoden hebt gekozen en weet hoe je gaat observeren bijv. tijdens een kookactiviteit waarin je participeert dan is de volgende stap dat je gaat vastleggen in je plan hoe je dit gaat verwerken. 

In de theorie- Methodisch begeleiden 3.6- spreken we van een aantal manieren: 
  • Beschrijven (ook wel ''continue observatie''genoemd)
  • Tellen en turven (ook wel ''time''/''event'' sampling genoemd) 
  • Verbanden leggen 

    Op de volgende dia lopen we dit per onderdeel door. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Tellen en turven doe je door
A
Objectief op te schrijven wat je hebt geobserveerd.
B
Aantallen bijhouden/streepjes zetten

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is het bij tellen/turven een nadeel dat je alleen het gedrag kunt vastleggen?
A
Je bent dan niet kritisch genoeg
B
Het is geen nadeel; het is juist handig!
C
Op die manier kan informatie verloren gaan
D
Je kunt geen verbanden leggen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Voorkennis:
Waar let je op bij
een schriftelijke rapportage
van je observatie?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Rapportage 
''Nadat je alle gegevens hebt geanalyseerd, moet je ze interpreteren. Oftewel, je geeft een betekenis aan wat je hebt waargenomen. '' Dit is ook wel de conclusie van je observatie. In lesweek 10/11 besteden we hier nog uitgebreid aandacht aan. 

Voor nu belangrijke aandachtspunten om mee te nemen in rapportage: 
- volledig (beknopt) en objectief 
- vermijd termen als ''heel vaak'',  ''steeds'', ''tamelijk'' subjectieve woorden en interperteerbaar
- begrijpelijke en nette taal (let op het staat in het systeem)
- let op AVG (delen van gegevens met wie wel en niet en inzage van dossier door naasten en client) 
- Acties/ plan  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

BPV oefenopdracht (eindopdracht) planning
- Lesweek 7 (week van 20 maart)  & 8 (week van 27 maart) - tijdens de les werk je aan je observatieplan, docent geeft een ''go'' vanuit school, BPV moet hier ook een ''go'' voor geven. 
Zorg dat je beiden lessen er bent! 

- Lesweek 9 of 10- je voert in deze week op stage als je van school en BPV een ''go'' hebt je 1e observatie uit. TIP: observeer gelieve 2-3 keer een situatie dan heb je een goed beeld van de cliënt/situatie.  Lukt dit niet? overleg met je begeleider wanneer het dan kan. 

- Lesweek 10 aan de slag met het uitgebreid uitwerken van de schriftelijke rapportage. 
In lesweek 10 zal je hier extra theorie over krijgen. Informeer ook naar de richtlijnen van BPV hierin.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdracht - ''brainstormen''
De docent maakt twee-drietallen voor de onderstaande opdracht: 
1. Pak je BPV (eind)opdrachten van stage erbij. 
2. Ga naar de eindopdracht van observeren en rapporteren en lees deze goed door
3. Bespreek met elkaar - Wat wordt er van je verwacht bij deze opdracht? 
4. Bekijk samen de Rubric en pak het format ''observatieplan'' erbij (zie moduleplanning) 
5. Wat scoort school/ wat scoort stage? bespreek met elkaar de criteria. 
6. Ga met elkaar in gesprek - aan welke cliënt denk je op stage en waarom?
Noem geen volledige namen maar zeg cliënt x, cliënt A etc. 

7. De docent loopt bij de groepjes rond. 
8. Klassikale terugkoppeling 
timer
20:00

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Volgende week /HUISWERK
Huiswerk voor op stage: 
- Zorg dat je weet welke cliënt je gaat observeren! Overleg op stage alvast welke cliënt je wil observeren, wanneer, met welk doel etc. 
- Neem op stage de rubric alvast een keer door samen met je BPV begeleider. 
- Maak een planning voor wanneer je de observatie gaat uitvoeren, het liefst in de eerste week van april- gaat dit niet geef dit dan ook even aan bij de docent. 

Volgende week meenemen naar de les : 
-->Lees nog een keer thema 3 van boek methodisch werken door !
--> Neem je eindopdrachten en je boek Methodisch werken mee!  
Geen stage? je kan in de les wel alvast oefenen met een casus- docent neemt deze mee! 


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Check - Lesdoelen
 Kun je de volgende vragen beantwoorden- 

Aan het einde van deze les kun jij:

1. Op welke manieren kun je gegevens ordenen en verwerken bij een observatie? 
2. Welke manier ga jij denk je gebruiken voor je observatie en waarom kies je voor deze manier? 
3. Wat zijn de aandachtspunten bij ene rapportage, benoem er 3. 
4. Welke observatiemethoden zijn er, leg deze kort in eigen woorden uit ? 






Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions