Herh.woordsoorten + meervoudsvormen 3GT NN5

Lesdoelen

Je leert over de verschillende meervoudsvormen en je kunt deze toepassen bij zelfstandige naamwoorden
Je weet ook hoe je deze meervoudsvormen kunt toepassen bij uitzonderingen. 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lesdoelen

Je leert over de verschillende meervoudsvormen en je kunt deze toepassen bij zelfstandige naamwoorden
Je weet ook hoe je deze meervoudsvormen kunt toepassen bij uitzonderingen. 

Slide 1 - Slide

Spelling H4: meervoudsvormen  

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 2 - Slide

Noem een zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent.

Slide 3 - Mind map

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 5 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 6 - Quiz

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 10 - Quiz