wat is maatschappijleer en de rechtsstaat

Welke van de onderstaande is géén kenmerk van een maatschappelijk probleem?
A
Gevolg van maatschappelijke verandering
B
Media aandacht
C
Verschillende meningen
D
Gemeenschappelijke oplossing
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke van de onderstaande is géén kenmerk van een maatschappelijk probleem?
A
Gevolg van maatschappelijke verandering
B
Media aandacht
C
Verschillende meningen
D
Gemeenschappelijke oplossing

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

De aanpassingen op de Grote Markt hebben gevolgen voor de vaste standhouders
Is dit een maatschappelijk probleem?
A
Ja
B
Nee, er hebben geen verschillende actoren mee te maken
C
Nee, er zijn geen verschillende meningen
D
Nee, de overheid speelt geen rol in de oplossing

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

1.2
Opvattingen/regels over gedrag
Uitgangspunt of principe
Het vermogen om gedrag/denken van een ander te beinvloeden 
Het voordel dat je ergens bij hebt
Waarde
Norm
Belangen
Macht

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

1.3 Wat is nepnieuws? Definitie in eigen woorden.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Je hoeft geen hoor- en wederhoor toe te passen als je meerdere bronnen gebruikt
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wildplassen valt onder:
A
overtredingen
B
misdrijven
C
veelvoorkomende criminaliteit
D
zware criminaliteit

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een goede omschrijving van het woord criminaliteit?
A
Alle overtredingen en misdrijven samen.
B
Het is het enkelvoud van het woord crimineel.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Alles wat wij als samenleving niet goed vinden.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
wetten maken
de regering

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

In een rechtsstaat wordt de macht van de overheid beperkt door de grondwet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is géén doel van
een rechtsstaat?
timer
0:30
A
inkomen bieden
B
vrijheid bieden
C
veiligheid bieden
D
gelijke behandeling tussen burgers

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we het als waarden en/of belangen van verschillende actoren niet samen kunnen gaan
A
ongeluk
B
maatschappelijk probleem
C
botsing
D
debat

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ministers bemoeien zich met lopende rechtszaken.
A
Rechtstaat
B
Geen rechtsstaat

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de afbeeldingen naar het juiste artikelen van de Grondwet. 
Artikel 1
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 23

Slide 14 - Drag question

Bronnen afbeeldingen: Amnesty International, NRC, Wikipedia & NOS


Bij welke van de 3 voorwaarden voor een rechtstaat passen de maximumstraffen en strafvorderingsrichtlijnen het best?
A
Grondwet
B
Machtenscheiding
C
Legaliteitsbeginsel
D
Soevereiniteitsbeginsel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Noem twee kerntaken van de overheid

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Om de grondbeginselen van de rechtstaat te waarborgen bij de bestrijding van criminaliteit geldt dat:
A
Iedereen heeft recht op een eerlijk proces.
B
Je kunt alleen veroordeeld worden voor een delict als dat wettelijk strafbaar is.
C
Je bent schuldig tot het tegendeel bewezen is.
D
Je hebt recht op een advocaat, ook al kun je geen advocaat betalen.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Als je niet de legale middelen hebt om belangrijke doelen te halen dan is de kans groter op criminaliteit
A
Gelegenheid
B
Binding
C
Anomie
D
Etikettering

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Burgelijk recht 
Bestuursrecht 
Strafrecht
Je bent het niet eens met een besluit van de overheid 
Je moet de schade van iemand vergoeden 
Je wordt verdacht van een misdrijf  

Slide 19 - Drag question

Sleep de definities naar de juiste begrippen. 
Welke uitspraak is juist:
A
Het legaliteitsbeginsel is bedoeld om criminaliteit te voorkomen.
B
Het legaliteitsbeginsel dient ertoe om de overheid tegen zijn burgers te beschermen.
C
Het legaliteitsbeginsel betekent dat de overheid geen straffen mag opleggen, als een burger niet van tevoren in de wet had kunnen lezen dat zijn gedrag strafbaar zou zijn.
D
Het legaliteitsbeginsel is bedoeld om vast te stellen wat legaal is en wat niet.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

De advocaat verdedigt de verdachte.
Oproep voorafgaand aan de zitting. Brief van de officier van Justitie. Er staat in waar je van verdacht wordt en waar de zitting plaatsvindt
De verdachte kan nog zijn excuus aanbieden aan het slachtoffer of zijn onschuld benadrukken.
De rechter controleert de gegevens van de verdacht en noemt zijn rechten
De rechter ondervraagt de verdachte. De advocaat en de officier van justitie mogen getuigen en deskundigen ondervragen.
De officier van justitie lees het strafbare feit voor waar de verdachte van beschuldigd wordt. 
De rechter legt uit of hij het bewezen acht dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleekd en welke straf hij krijgt opgelegd. 
De officier van Justitie probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt de rechter om een bepaalde straf, de eis. 
Laatste woord
Opening
Pleidooi
Onderzoek
Vonnis
Dagvaarding
Aanklacht
Requisitoir

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

In de 'rationele-keuze-theorie' speelt pakkans een rol bij criminaliteit
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Preventie om criminaliteit te bestrijden hoort vooral bij
A
Linkse partijen
B
Midden partijen
C
Rechtse partijen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Noem twee grondrechten die met elkaar kunnen botsen

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Bij botsende grondrechten is het niet mogelijk om naar de rechter te gaan
2) Bij botsende grondrechten is er een hiërarchie van grondrechten bepaald
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

1 de fundamenten van de rechtsstaat zijn; grondwet, democratie; legaliteitsbeginsel
2 in een rechtstaat is de rechtelijke macht gebonden aan beslissingen van de overheid
A
1 en 2 zijn juist
B
1 is onjuist 2 is juist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

De verdachte van een moord wordt door de rechter vrijgesproken. De Tweede Kamer is het hier niet mee eens en eist van de minister van justitie dat de verdachte wordt gestraft.
A
Rechtstaat
B
Geen rechtsstaat

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

7: De rechter kijkt naar eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken. Dit noem je.
A
Rechtsbescherming
B
Jurisprudentie
C
Vonnis
D
Requisitoir

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions