Uitleg aanwijzend vnw

Het aanwijzend voornaamwoord+ bezittelijk voornaamwoord
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het aanwijzend voornaamwoord+ bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Na deze les:
- weet je wat een aanwijzend voornaamwoord in het NL & FR is
- weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het FR 
- Weet je eindelijk wat de woordjes ce / cet / cette / ces betekenen :)
- heb je een nieuwe tâche toegevoegd aan je portfolio mapje

Slide 2 - Slide

welke opties heb ik dit uur?
- uitleg volgen -> bezittelijk voornaamwoord
-uitleg volgen -> aanwijzend voornaamwoord
- Tijd nemen om een schrijftaak af te maken  of aan een nieuwe te beginnen.

Slide 3 - Slide

Laten we eerst beginnen met het ophalen van voorkennis.
Weet je nog wat een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands is?
Klik in de lessonup op dit icoontje voor het geluidsfragment

Slide 4 - Slide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 5 - Quiz

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 6 - Quiz

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend vnw
Klik op het geluidsicoontje

Slide 7 - Slide

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 8 - Slide

Stappenplan aanwijzend vnw [ aantekening!]
deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  
Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.

Slide 9 - Slide

Aanwijzend vnw [aantekening] deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD 

Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon travaille bien!

Slide 10 - Slide

En nu even oefenen:

Slide 11 - Slide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 12 - Drag question

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 13 - Quiz

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 14 - Quiz

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 15 - Quiz

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 16 - Quiz

Article indéfini (onbepaald lidwoord)


Een =
  • un > mannelijk
  • une > vrouwelijk


une fille
un garçon

Slide 17 - Slide

un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Slide

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
  • Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan, van wie iets is. 
  • Een bezittelijk voornaamwoord heeft in het Frans 3 vormen: mannelijk, vrouwelijk en meervoud. 
  • In het Frans kijk je niet naar de persoon van wie het is, maar naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat!
  • Aan het lidwoord kan je zien welke vorm je moet kiezen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
Let op!

  • Son/sa/ses kunnen zijn of haar betekenen. 
  • Sa soeur betekent dus zijn zus of haar zus. 
  • Dit kan je meestal uit de context (de zin) opmaken. 
  • Zo niet, dan kies je zelf de vertaling.

Slide 22 - Slide

la mère
A
ton mère
B
ta mère
C
tes mère

Slide 23 - Quiz

un frère
A
son frère
B
sa frère
C
ses frère

Slide 24 - Quiz

tante
grands-parents
père
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses

Slide 25 - Drag question

Bonjour! Moi, je suis Mica!
ma cousine
ma grand-mère
mon père
ma tante
mon oncle
Sandra
Pauline
Cédric
Marie
Luc

Slide 26 - Drag question

Vertaal: mijn tante

Slide 27 - Open question

Vertaal: jouw ouders

Slide 28 - Open question

Vertaal: haar vader

Slide 29 - Open question

La roue
Welk bezittelijk voornaamwoord krijgt het zelfstandig naamwoord?

Slide 30 - Slide

Article défini (bepaald lidwoord)


De/het =
  • le > mannelijk
  • la > vrouwelijk
  • l' > klinker/stomme h
  • les > meervoud

la fille
le garçon
l'ami
les amis

Slide 31 - Slide

le
la
l'
les
ami
foot
garçons
natation
fille
élève
parents
frère

Slide 32 - Drag question

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 33 - Quiz

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 34 - Quiz

garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 35 - Quiz

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 36 - Quiz

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 37 - Quiz

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 38 - Quiz

______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 39 - Quiz

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 40 - Quiz

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 41 - Quiz

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 42 - Quiz

Maak: oefening 13+14
van hoofdstuk 6!

Mocht het niet online lukken, dan werkboek B: blz 58+59 

Slide 43 - Slide